Persoonlijke instellingen

Vrouwen

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark
Versie op 30 aug 2019 10:02 van Egeelen (Overleg | bijdragen)

De verhouding tussen de THE en vrouwen is in de beginjaren geen opvallende successtory. Bij marktonderzoek naar het studentenpotentieel in de regio werd in de jaren vijftig hoegenaamd niet gekeken naar vrouwelijk talent. Er werden uitsluitend cijfers verzameld over ‘jongens tussen 14 en 18 jaar met Gymnasium, HBS- of Lyceumopleiding’. Er werden in 1957 weliswaar zowel een mannelijke als een vrouwelijke student als eersten ingeschreven, maar het aantal vrouwelijkse studenten bleef lang heel laag. Daarmee was de Hogeschool overigens niet de enige instelling voor hoger onderwijs. Aan vrouwelijke rolmodellen heeft het in de (technische) wetenschappen in Nederland lang ontbroken. Johanna Westerdijk (de eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland), Caroline MacGillavry (het eerste vrouwelijke lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen) of Antonia Korvezee (de eerste vrouwelijke hoogleraar aan de TH Delft) behoren niet tot de culturele of historische canon. Pas in 1976 kreeg de THE in de persoon van prof.dr.dipl.ing. H. (Helga) Fassbinder haar eerste vrouw op een leerstoel. Later zouden hoogleraren als prof.dr. J.E.M.H.(Annelies) van Bronswijk, prof. H.E. (Riek) Bakker, prof.dr. C.G. (Christel) Rutte, prof.dr. R. (Ruth) Oldenziel en prof.dr. K.I. (Karen) Aardal volgen. Landelijk gezien telt de Eindhovense universiteit nog steeds het laagste aantal vrouwen op die positie. De Universiteit kwam in 2005 met een speciaal programma en een internationale campagne om meer vrouwelijk onderzoekstalent aan te trekken. In juli 2006 is de aftrap gegeven voor dit zogenaamde tenure track- programma waaraan vijf vrouwen deelnemen.

Inhoud

Werven


Titel: Aankomende vrouwelijke studenten? Voorlichtingsdagen voor meisjes Jaar: 1970 Foto: Archief TUE

Uit recente statistieken blijkt dat vrouwen die voor een studie aan de TU/e kiezen gemiddeld beter presteren dan mannen. Zo halen ze gemiddeld per studiejaar meer studiepunten. Ondanks landelijke campagnes blijft het aantal vrouwelijke studenten vanaf de jaren tachtig schommelen tussen de tien en vijftien procent. Binnen de opleidingen biomedische technologie, bouwkunde en technische bedrijfskunde weerspiegelen de verhoudingen wat meer de bevolkingssamenstelling. In de jaren tachtig wordt er voor het eerst serieus werk gemaakt van het doelgericht werven van vrouwelijke studenten. In 1985 deelt rector magnificus prof.dr. F.N. Hooge op een samen met de TH Twente georganiseerde persbijeenkomst mee dat er speciale studievoorlichtingsactiviteiten gericht op meisjes zullen worden opgezet. De plannen resulteren in de ‘THEA studeert techniek’ dagen (kortweg THEA-dagen). De dagen blijken een succes. In oktober 1985 komen er meer dan zevenhonderd geïnteresseerde meisjes op bezoek. Het is zelfs nodig om een wachtlijst met driehonderd belangstellenden aan te leggen. Voorafgaand aan de introductieweken wordt er een exclusieve pré-intro voor vrouwen gehouden, maar al in september 1987 komen hierover de eerste kritische geluiden van meisjes die vierkant tegen een aparte behandeling zijn: ‘Graag wat minder nadruk op techniek en emancipatie a.u.b.’ In de jaren negentig is de toon van de op meisjes gerichte campagnes wat minder nadrukkelijk. In 1992 wordt er een laatste grote campagne opgezet, waarbij er binnen alle Nederlandse middelbare scholen een antwoordkaart wordt verspreid, gericht op meisjes. Duizenden leerlingen vragen bij het Bureau Vrouwelijk Toptalent (lees: de afdeling In- en Externe Betrekkingen van de TU/e) informatiemateriaal aan. Omstreeks 1995 stopt de Universiteit met het organiseren van speciale voorlichtingsdagen voor meisjes.

Vrouw en techniek


Binnen de onderafdeling der Wijsbegeerte en Maatschappijwetenschappen voert de groep ‘Vrouw en techniek’ onder aanvoering van dr. M.L. (Marijke) van Vonderen-van Staveren jarenlang baanbrekend onderzoek uit naar de relatie tussen die twee genoemde grootheden, met name op het gebied van de studiekeuze. De groep bouwt een internationale reputatie op en richt een platform op waarin zich onderzoekers op het gebied van gender, science and technology verenigen. Het oprichtingscongres vindt plaats in Eindhoven. Van Vonderen kwam in 1964 als student-assistent in dienst van de THE en ging werken in de groep van de socioloog prof.dr. A. Oldendorff. Bij haar afscheid in 2002 worden de belangrijkste onderzoeksresultaten van haar groep nog eens op een rijtje gezet. Het studierendement van meisjes in technische opleidingen is hoger dan dat van jongens. Toch twijfelen meisjes eerder aan hun capaciteiten. Meisjes nemen andere beslissingen dan jongens. De maatschappelijke stereotypering is dat meisjes techniek niet leuk vinden en dat ze zich conformeren aan dat beeld. Voor jongens geldt het omgekeerde. En verder krijgen vrouwen in technische beroepen lagere salarissen, minder faciliteiten en zijn ze minder vertegenwoordigd in organen waar beslissingen genomen worden.

Promovendi


Het percentage vrouwen dat aan de TU/e promotie-onderzoek uitvoert, schommelt de laatste jaren rond de vijfentwintig. Vrouwen nemen binnen de categorie wetenschappelijk personeel ongeveer een vijfde deel voor hun rekening.

Percentage vrouwen in de instroom van promovendi

  • 2001: 19,9 %
  • 2002: 27,3 %
  • 2003: 25,3%
  • 2004: 25,7%
  • 2005: 24,7%

Percentage vrouwen in de categorie wetenschappelijk personeel

  • 2001: 18,4%
  • 2002: 19,2%
  • 2003: 19,7%
  • 2004: 20,9%
  • 2005: 21,1%

Percentage vrouwen in de categorie personeel (algemeen)

  • 2001: 27,4%
  • 2002: 28,1%
  • 2003: 28,7%
  • 2004: 29,7%
  • 2005: 30,6%

Eerste vrouwelijke student 1957


“Mejuffrouw en mijne heren”, zo richt rector magnificus prof.dr. H.B. Dorgelo zich tot de eerstejaars van de lichting 1957 bij de opening van de THE. Die mejuffrouw is M.H. (Henny) van der Leeden (*1938), dochter van natuurkundehoogleraar en latere rector magnificus prof.dr. P. van der Leeden. Zij is de eerste vrouwelijke student en is negentien wanneer ze aan haar studie elektrotechniek begint. “Ik had de THE natuurlijk al heel erg in de picture. Hoewel ik op school nooit zo heel erg goed was in natuurkunde, haalde ik uiteindelijk een tien voor mijn eindexamen. Elektrotechniek zat het dichtst bij natuurkunde, dus toen ben ik dat gaan doen”, herinnert ze zich in 2006. Uiteindelijk vindt ze in de elektrotechniek niet wat ze zoekt en Van der Leeden staakt in 1960 haar studie om te gaan werken als programmeur van de PACE-computer, een grote analoge rekenmachine. In de kroniek van het Eindhovens Studenten Corps 1957- 1997 blikt zij terug op haar jaren tussen de mannen. Ze bekent daarin eerlijk dat ze van haar vader de lijsten met ingeschreven eerstejaars te zien kreeg en dat ze die afspeurde op niet-gelovigen. “Ik zag deze lijst van mannen als potentiële vriendjes. Katholieke en gereformeerde jongens vielen af. Ik was immers niet gedoopt. En ook wie jonger was, zag ik niet zitten.” Als vrouw valt ze op: niet alleen mag ze bij de opening van de THE in 1957 koningin Juliana de hand drukken, ze wordt ook door journalisten geïnterviewd. Dat leidt tot een artikel onder de kop: ‘Een manteltje tusen 250 jassen.’ Formeel is het ESC alleen voor mannelijke studenten toegankelijk, maar Hennie van der Leeden krijgt een buitengewoon lidmaatschap. Haar aanwezigheid heeft naar haar vermoeden een temperende werking op het taalgebruik in de sociëteit aan de Parklaan. Een jaar later schrijven zich drie meisjes in voor de studie scheikundige technologie en kan er een apart dispuut (Juno) voor vrouwen worden opgericht.

Eerste vrouwelijke ingenieurs


R. (Rita) Blom-Fuhri Snetlage (*1925) is de eerste vrouw die een Eindhovens ingenieursdiploma ontvangt, en wel in juli 1963. Maar ze kan eigenlijk niet als honderd procent alumnus beschouwd worden, omdat ze het grootste deel van haar opleiding aan de TH Delft heeft gekregen. Ir. Blom publiceerde in 1986 bij de stichting Toekomstbeeld der Techniek een boek over Techniek voor Ouderen en was voorzitter van de Vereniging Vrouwen met Academische Opleiding (VVAO). E. (Els) de Vaan-Bruinsma (*1942) is op 18 mei 1966 de eerste vrouw die het ingenieursdiploma ontvangt na haar héle opleiding in Eindhoven te hebben gevolgd. “Het is niet altijd een voordeel studente te zijn, ook niet bij mondelinge tentamens, al wordt dat door de heren studenten vaak verondersteld. Een ongunstige tentamenuitslag wordt ons hoogstens met een omhaal van fraaie bewoordingen meegedeeld, wat verder aan het resultaat niets afdoet”, tekent TH Berichten uit haar mond op. Bruinsma is tijdens haar studie secretaris en penningmeester van de protestantse gespreksgroep, lid van de Almanakcommissie van het ESC, president van het dispuut Juno en oprichtster van het Eindhovens vrouwelijk studentendispuut Artemis. De scheikundig technologe studeert af bij de hoogleraren prof.dr. H.C. Hamaker (onderafdeling der Wiskunde) en prof.ir. W. Monhemius (onderafdeling der Wijsbegeerte en Maatschappijwetenschappen). Op zoek naar een afstudeeronderwerp, krijgt ze de gelegenheid om bij de chocoladefabrieken van Mars een onderzoek te doen naar een kwaliteitsbeheersingsprobleem. Afstuderen in de praktijk is op dat moment nog zeer ongebruikelijk. Maar Hamaker en Monhemius durven dit met haar wel aan. Na haar afstuderen begint De Vaan-Bruinsma aan een onderwijsloopbaan, aanvankelijk in het voortgezet onderwijs, vanaf 1974 op de pedagogische academie voor het basisonderwijs Groenewoud in Nijmegen.

Eerste vrouwelijke doctor


Op 25 april 1967 promoveert drs. W.H.M. (Wil) Visscher als eerste vrouw aan de THE bij prof.ir. J.G. Hoogland op het proefschrift An electrochemical and optical investigation of the anodic oxygen film on platinum, een onderzoek naar het gedrag van platina als anode. Haar doctoraalexamen chemie heeft ze in 1958 behaald aan de Universiteit van Amsterdam. In 1959 wordt ze benoemd tot wetenschappelijk ambtenaar aan de THE. In 1961-1962 werkt ze een jaar in een laboratorium van de Universiteit van Philadelphia. Tot haar pensionering blijft ze verbonden aan de faculteit Scheikundige Technologie van de TU/e.

Eerste vrouwelijke eredoctor


Op 27 april 2006 wordt prof.dr. M. (Mary) Fanett Wheeler (University of Texas at Austin) de eerste vrouwelijke eredoctor van de TU/e. Wheeler ontvangt een eredoctoraat voor haar onderzoek op het gebied van de toegepaste en industriële wiskunde.

Eindhovense Vrouwelijke Studentenvereniging


Op 20 maart 1968 wordt de Eindhovense Vrouwelijke Studenten Vereniging (EVSV) opgericht. Drieëntwintig van de dertig (!) vrouwelijke THE-studenten sluiten zich aan. “Met emancipatie heeft de oprichting weinig te maken. Een aantal jaren geleden lag dat anders”, verklaart presidente M.M.M. Smits. “De eerste studente die hier afstudeerde, kreeg het verzoek om bij de zitting in jacquet te verschijnen. Of dat verhaal van de hoogleraar die de collegezaal binnenkwam, daar alleen twee vrouwelijke studenten zag zitten en weer vertrok met de opmerking: niemand is komen opdagen, ik ga maar weer.” Maar die ongeëmancipeerde situatie is in de loop der jaren kennelijk al rechtgetrokken, want de EVSV presenteert zich nadrukkelijk als gezelligheidsvereniging. De plannen zijn bij de oprichting nog niet zo hemelbestormend. Er komt een home in het corpsgebouw, de vereniging wil aankomende studentes opvangen. “En er moet in ieder geval een ijskastje voor de prik komen.” In 1992 besluit een groep studenten de Dames Ingenieurs Kring (DIRK) op te richten, een studievereniging die zich speciaal op de vrouwelijke studenten richt. In 1996 geeft DIRK bij gebrek aan actieve leden echter de pijp aan Maarten.

Dolle Mina’s


Titel: Demo Dolle Mina bij promotieplechtigheid ir. Jan Blom Jaar: 12 mei 1970 Foto: Archief TUE

Tijdens de promotie van ir. J. Blom op 12 mei 1970 voert de op emancipatie gerichte groep Dolle Mina een ludieke actie uit naar aanleiding van een van de stellingen bij zijn proefschrift: “Het protocol van een promotie aan deze Technische Hogeschool schrijft aan een vrouwelijke promovendus of paranimf óf het dragen van een rok met wit vest en witte das voor óf schenkt in het geheel geen aandacht aan het bestaan van vrouwelijke promovendi en paranimfen. Beide mogelijkheden vormen een bevestiging van het bestaansrecht van de actie Dolle Mina.”

De ZIJkant van het bouwen


Staatssecretaris mr. A. Kappeyne van de Copello opent op 15 mei 1985 aan de THE de tentoonstelling ‘De ZIJkant van het bouwen’, over de specifieke positie van vrouwen in de bouwkundige beroepspraktijk. De tentoonstelling is ingericht door ir. K.B. (Karin) Overdijk, die later hoofd zal worden van de afdeling Vastgoed van de TU/e.

Vrouwvriendelijker


TH Berichten meldt in september 1985 dat de THE haar personeelsadvertenties vrouwvriendelijker gaat maken. De Hogeschool heeft op dat moment ook een emancipatiewerkgroep, die op zijn hoogtepunt veertig leden telt. Jaarlijks wordt ter aanmoediging een emancipatieprijs uitgereikt. Onder voorzitterschap van drs. M.M.P. (Monique) Bouman lukt het de werkgroep om in 1981 een halve formatieplaats voor een emancipatiemedewerker vrij te maken. Daarvoor worden middelen ingezet die door minister dr. A. Pais van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen beschikbaar zijn gesteld voor vrouwenstudies. Ineke de Raaff is de eerste vrouw op deze plek, Karin Overdijk neemt in 1985 voor een jaar de inmiddels tot fulltime uitgegroeide functie over. In 1986 volgt een bezuinigingsronde en dreigt de functie geschrapt te worden. Het lukt de werkgroep om er een formatieplaats voor een universitair docent uit te slepen, met daarbij de verplichting om een onderzoeksproject uit te voeren. In 1995 promoveert Overdijk bij prof.dr. W.A.T. Meuwesse (met dr. Van Vonderen-Van Staveren als co-promotor) op een onderzoek naar studieloopbanen van vrouwelijke en mannelijke studenten. De eerste stelling in haar proefschrift luidt: “Een hecht sociaal netwerk in de studie-omgeving bevordert sociale integratie aan de universiteit. Vrouwelijke techniekstudenten maken meer gebruik van dit middel dan mannelijke.” Begin 1987 is drs. S. (Suzanne) Udo dan al aangetreden als emancipatiemedewerkster. Ze ziet het als haar taak om vicieuze cirkels te doorbreken, door bijvoorbeeld impulsen te geven aan de werving van vrouwen. De emancipatiemedewerkster werkt ook aan het opzetten van kinderopvang (die later gestalte krijgt in de vorm van de kinderdagopvang de TUimelaar) en steunt de THEA-dagen. Als directeur bedrijfsvoering van de faculteit Wiskunde en Informatica constateert Udo in 2006 een aantal veranderingen: “Tot onze tevredenheid zien we dat het aantal vrouwelijke promovendi aan onze faculteit de laatste jaren groeit. En er stroomt ook een significante hoeveelheid vrouwen door naar de functie van universitair docent.” De materie blijkt echter zo nu en dan nog weerbarstig. De Noorse wiskundige prof.dr.ir. Karen Aardal breekt in haar intreerede Een, twee, ontelbaar... op 9 december 2005 een lans voor meer stimulerende maatregelen om vrouwen als onderzoekers aan te stellen. Helaas heeft ze het meegemaakt dat mannen haar, als jonge vrouw, eerder inschatten als secretaresse dan als hoogleraar. Met als gevolg dat er op haar openstaande kamer stapels kopieerpapier worden gedumpt, dat haar bij binnenkomst in een tentamenruimte door zenuwachtige surveillanten de vraag gesteld wordt of zij misschien weet of professor Aardal nog komt.
Titel: Echtgenoten van hoogleraren op bezoek Jaar: November 1962 Foto: Archief TUE