Persoonlijke instellingen

Tromp Th.P.

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark
Titel: Theo Tromp (links) bekijkt samen met Jan van der Kreek (midden) en Paul van Werkum (rechts) een opstelling tijdens receptie na het heien van de 1e paal van het gebouw E-hoog Jaar: 1960 Foto: Archief TUE

Dr.ir. Th.P. (Theo) Tromp (*1903 - †1984) was van 1956 tot 1971 curator van de THE en drukte in die periode vooral zijn stempel op het nieuwbouwproces van de Hogeschool. De Delftse werktuigbouwkundige Tromp maakte carrière binnen Philips en was daar vanaf 1957 tot zijn pensionering in 1967 vicepresident. Hij gold als een doortastende manager en bestuurder.

Inhoud

Expansie Philips


In het midden van de jaren twintig trad Tromp bij Philips in dienst. Enkele jaren daarna zond Anton Philips hem naar een pas door het concern overgenomen fabriek in Berlijn, waar hij in twee jaar vloeiend Duits leerde spreken. In de jaren dertig behartigde hij de connecties vanuit Eindhoven met de Philips-fabrieken die in het buitenland elektronenbuizen fabriceerden. Zijn contacten met ‘La Radiotechnique’ in Parijs leverden hem zijn Franse taalvaardigheid op. In de oorlogsjaren was Tromp een spil in de illegaliteit. Voormalig Philips-medewerker dr.ir. A.E. Pannenborg was van 1952 tot 1955 persoonlijk assistent van Tromp. “Met grote moed en menselijkheid”, zo memoreert Pannenborg, “heeft hij in die jaren zowel veel mensen gered als ook sabotage binnen het productie-apparaat van Philips aangevuurd en communicatie met Londen onderhouden.” Tromp speelde na de oorlog volgens Pannenborg een rol als “sterke motor in het kader van de wereldwijde expansie van Philips.” Weinig bekend is dat Tromp vlak na de bevrijding van het zuiden in 1944 deel uitmaakte van het College van Landbouw, Handel en Nijverheid en dat hij in het (derde en laatste) oorlogskabinet- Gerbrandy in het voorjaar van 1945 korte tijd minister van Waterstaat was. Tromp blikte in februari 1946 in een boek terug op de oorlogsjaren en sluit af met hoopvolle woorden voor de toekomst. “Aan dit land zijn slagen toegebracht, die één of meer generaties zullen vragen, eer alle sporen ervan zullen zijn uitgewist. En toch ziet men de toekomst met optimisme tegemoet. Er is in deze oorlog ook veel goeds geboren: met volledige erkenning van een ieders religieuze en politieke overtuiging, met behoud van ieders persoonlijkheid, het besef één te kunnen zijn, wanneer het land het vraagt en de omstandigheden het noodzakelijk maken. En dit niet in de geest van een van boven opgelegd dictaat, maar van een vrijwillig ter beschikking stellen voor de algemene zaak. Het trotse Zeeuwse devies ‘luctor et emergo’ kan Nederland voor zich in zijn geheel opeisen. Men worstelde en kwam weer boven water! Er wordt weer gebouwd in Nederland, in materieel en in ideëel opzicht. Met volle kracht vooruit!”

Nieuwbouw


Met volle kracht vooruit ging het zeker in de opbouwperiode van de THE, waarin Tromp namens het College van Curatoren optrad als bouwheer. Daarin vervulde hij de rol van een daadkrachtige, hands on bestuurder. De groep van politieke, bestuurlijke en industriële zwaargewichten die samen het College van Curatoren vormde, had van de overheid een relatief grote mate van zelfstandigheid gekregen bij de realisatie van de nieuwbouwplannen. Waren vóór die tijd de touwtjes bij het selecteren van architect en bouwteam voor een overheidsgebouw strak in handen van de Rijksgebouwendienst, de THE kreeg zelf de verantwoordelijkheid, al moest de ondernemende Tromp vaak naar Den Haag om de grenzen van het beschikbare budget op te rekken. Uit een brief van Tromp aan architect ir. S.J. van Embden blijkt dat Tromp en medecurator mr. H.L. s’ Jacob in 1959 de mogelijkheid verkennen het voor de bouw benodigde staal voor een bedrag van 1.6 miljoen gulden zelf in te kopen en op afroep op te laten slaan om de kosten te drukken. Ir. J.E.B. Wittermans , als medewerker van Van Embden zijdelings betrokken bij het bouwproces en later directeur van het architectenbureau OD 205, herinnert zich Tromp als een heel praktische man. ”Wanneer hij iets had opgedragen dat niet helemaal goed liep, zei hij ‘Luister eens, jij moet de opdracht uitvoeren zoals ik het gedaan zou hebben als ik er tijd voor had gehad.’ Dus er was geen excuus om je te verschuilen achter zijn opdracht. Hij paste als typische Macher in die tijd van wederopbouw, maar had ook een warme belangstelling voor mensen. Ik herinner me een paar anekdotes over hem. Kwam hij bijvoorbeeld in Hoogeveen in de Philips-fabriek, dan vroeg hij aan de portier ‘Hoe is het met je vrouw?’ Dat soort persoonlijke dingen onthield hij blijkbaar.” Wanneer in 1958 een delegatie van ministers de stand van zaken op de bouwplaats komt bekijken, is het dan ook Tromp die in een toespraak ‘Twee eenvoudige mensen die tijdens de bouw het leven hebben verloren’ herdenkt. Zijn jaren als vicepresident van Philips liepen vrijwel parallel met zijn betrokkenheid bij de Hogeschool, maar hij heeft, in de woorden van president-curator prof.dr. J.E. de Quay “altijd en met succes het Philipsconcern en de Hogeschool gescheiden weten te houden.”

Van Embden


Van Embden werkte jarenlang samen met de opdrachtgever Tromp. Bij de opening van het Hoofdgebouw voerde Tromp het woord en stak in bijna bijbelse stijl de loftrompet over Van Embden en zijn team. “Gij hebt reeds in die Aalsterweg-periode gedroomd van wat hier vandaag staat. Gij hebt reeds gedroomd van een imposante hal, de enige luxe, het enige grootse en grote, werkelijk grote wat niet direct dagelijks honderd procent efficiënt bruikbaar is, wat wij inderdaad met Den Haag hebben kunnen bevechten en waar Den Haag uiteindelijk gelukkig mee eens is geweest, namelijk deze imposante hal. Gij hebt reeds gezien deze machtige pilaren die dit bouwwerk steunen, machtig in hun conceptie, machtig in hun uitvoering. Gij hebt reeds voor u gezien, wat een groot bouwmeester als Le Corbusier gezegd heeft: ‘La noblesse du beton’. Gij hebt gezien dat dit beton niet bekleed moet worden, maar moest blijven zoals het natuurlijk was. Gij hebt reeds gezien dat aan U de taak zou zijn een eerlijke constructie te maken, zoals ingenieurs die hier zullen worden opgeleid, zullen moeten leren eerlijke constructies te maken.” Op zijn beurt was de architect ook te spreken over Tromp als opdrachtgever: “Enerzijds had hij een volstrekte onkreukbaarheid, een rondborstige zeemansachtig openhartige eerlijkheid (zeezeilen was zijn hobby en hij verwees graag naar zijn voorzaat Maarten Harpertszoon Tromp). Anderzijds had hij de kwaliteiten van een tactvolle, behoedzame maar als het moest toch weer kloekmoedige bestuurder en onderhandelaar.”

Studentenprotest


Maar Tromp ervaarde volgens Van Embden ook bittere teleurstellingen: “Zo maakte zijn geestelijke structuur hem nauwelijks toegankelijk voor de wat puberale onbekookte kritiek uit de studentenbewegingen van de late jaren zestig, een kritiek die zich in Eindhoven vooral richtte tegen de THE en het bestuur, en die hem ongetwijfeld heeft gegriefd.” Tromp was een van de bestuurders die op 23 oktober 1969 aanwezig waren toen protesterende studenten een curatorenvergadering binnendrongen om openbaarheid te eisen. Later wierpen de studenten zich voor de geparkeerde auto’s van de bestuurders om hen het wegrijden te belemmeren. Dochter Annelie Gelijns- Tromp herinnert zich dat haar vader die avond stralend thuiskwam en uitriep: “Ik kan het nog! Ik heb me niet klein laten krijgen!” “Hij reed in die tijd in een enorme Chrysler omdat dat zo’n beetje de enige auto was waarin hij zijn hoed kon ophouden. Mijn vader was nogal astmatisch en kleedde zich warm. Hij vertelde ons wat er gebeurd was. Hij was in zijn auto gestapt, had de motor gestart en reed heel langzaam maar onverstoorbaar weg. De studenten hadden hun actie toen maar opgegeven. Overigens kan ik me goed voorstellen dat zijn grote Amerikaanse slee voor die linkse studenten aanstootgevend overkwam. Ik schaamde me zelf ook altijd als mijn vader me in die wagen bij school afzette en vroeg hem meestal om een paar honderd meter eerder te stoppen.”

Biënnale


De familienaam leeft voort in de Tromp Muziek Biënnale, een muziekconcours voor jong talent, dat om de twee jaar in het Muziekcentrum Frits Philips wordt georganiseerd. Tromp schonk een bedrag waarmee hij iets terug wilde doen voor de stad Eindhoven. Studium Generale participeert in iedere biënnale door op het TU/e-terrein een speciaal muziekproject te organiseren. Het zou Tromp ongetwijfeld deugd hebben gedaan dat bij de editie van het festival in 2002 trompetspelers vanaf de daken van de gebouwen een soort klankestafette hielden die tot ver in de omtrek te horen was. Tromp woonde op een steenworp afstand van het THE-terrein aan de Karpendonkse Plas.