Persoonlijke instellingen

Terrein

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark
Versie op 3 mrt 2011 14:14 van Iris (Overleg | bijdragen)

Er is geen Nederlandse universiteit die beschikt over een zo centraal in de stad gelegen en geconcentreerde campus als de TU/e. Al in 1947 bood de gemeente Eindhoven het terrein langs het Dommeldal aan als bruidsschat, mocht de tweede Nederlandse Technische Hogeschool in de stad gevestigd worden. Architect ir. S.J. van Embden greep zijn kans en ontwikkelde een blauwdruk voor een in ons land op dat moment uniek universiteitscomplex. Een serie via loopbruggen met elkaar verbonden gebouwen volgens een strak geometrisch grid. Het plan bood volop mogelijkheid tot contacten tussen verschillende vakgebieden. Onderwijs- en onderzoekfaciliteiten lagen in elkaars verlengde en het spoorwegstation lag op loopafstand. Anno 2006 staan op het terrein vijfenveertig universitaire gebouwen. Het grondoppervlak van vierentachtig hectare is voorzien van bovengrondse en ondergrondse infrastructuur, sportaccommodaties, groenvoorziening, zes kilometer wegverharding en 41.000 vierkante meter parkeerterrein. Kreunen met name de oudste gebouwen op het terrein zwaar onder de last der jaren, in de jaren zestig tonen bezoekers zich onder de indruk van de moderniteit van het terrein. Zo ook pater dr. E. Versmissen, een leraar uit Turnhout, die de Hogeschool in 1965 bezoekt. ”Wie het complex der jonge THE betreedt, voelt zich van meet af gegrepen door een verblijdende gewaarwording. Is dit reëel? Zijn wij in het jaar 2000 beland?”

Inhoud

Woest en ledig


De huidige infrastructuur van het universiteitsterrein doet nauwelijks vermoeden dat het gebied tussen de John F. Kennedylaan en de Insulindelaan tot in het midden van de jaren vijftig van de vorige eeuw ruig en bijna onbebouwd was. Toch had het al sinds de Middeleeuwen aan de rand een agrarischindustriële bestemming: er stond een belangrijke watermolen. En sommige bronnen geven aan dat er een industriële stort lag aan de Woenselse zijde. Eindhovenaren kenden het gebied als ‘de Beemd’ (spreek uit: bimt). In het midden van de twintigste eeuw herbergde het terrein alleen een oud café (café Linssen, aan de Woenselse kant) en een boerderij, op de plaats waar nu de TU/e-sportterreinen zijn gesitueerd. Aan sport werd op het terrein al gedaan voordat de THE werd opgericht. Waar nu het gebouw W-Hoog staat, lagen de velden van voetbalvereniging De Spechten. In een aanpalend bosje lag een tennisbaan. Beide accommodaties, compleet met een tribune, kleed- en douchegelegenheid en kantine, waren in gebruik bij het personeel van houten triplexfabriek Picus (de Latijnse naam voor specht). Verderop, waar nu het werfterrein is gevestigd, lag nog een voetbalveld dat werd gebruikt door voetbalvereniging Tongelre en door de handballers van de Eindhovense Handbal Vereniging. Het was een gebrekkige accommodatie met een uit betonplaten opgetrokken kleedgelegenheid. Verder omvatte het terrein nog wat weilanden en volkstuinen. Het gebied was in de wintermaanden slechts bereikbaar via de nu nog steeds als toegang fungerende weg die op de Insulindelaan uitkomt. Vanuit het stadsdeel Woensel was het terrein via de Brugstraat ontsloten, maar in de winter nauwelijks begaanbaar omdat de Dommel dan meestal buiten zijn oevers trad en de hele omgeving onder water zette.

Schimmelse of Woensele watermolen


De oorsprong van het riviertje de Dommel ligt in de nabijheid van het Belgische plaatsje Peer. De rivier ontmoet in ’s-Hertogenbosch de Aa en de Dieze en mondt vandaar uit in de Maas. Tot 1955 stond aan de rand van wat nu het TU/e-terrein is, een grote watermolen. De in Eindhoven geboren kunsthistoricus en museumdirecteur Rudi Fuchs herinnert zich het braakliggende terrein en de molen in de jaren vijftig: ”Als ik op zomermiddagen van school naar het gemeentelijk zwembad De IJzeren Man fietste, kwam ik aan het eind van een straat (die niet meer bestaat) langs een oude watermolen in de Dommel; daarna voerde een slingerend sintelpad, het zwarte pad geheten, door velden en kleine akkers en moerassige weilanden naar het meer bosrijke deel van de stad waar het zwembad lag. In dat drassige gebied van de Dommel is later de Technische Hogeschool gebouwd. In de wereld van onze generatie is dat dus de grote verandering geweest: van watermolen naar TH, van waterkracht naar elektriciteit; want de watermolen was net als die bij Nederwetten (waar Vincent van Gogh tekeningen maakte) toen nog gewoon in gebruik.”

Historie


De Schimmelse watermolen heette naar het gebied ‘Scimmelen’ waarop de molen stond, maar de volksmond sprak ook wel van de Woenselse watermolen. De watermolen stond er zeker al in 1800, maar oud archiefmateriaal geeft aan dat er reeds in 1379 sprake was van een dergelijk artefact in Scymmelen. In 1813 was de molen in het bezit van een wollenstoffenfabrikant en een brouwer. De molen werd in dat jaar te koop aangeboden als koren-, boekweit-, olie- en volmolen. Uit de aankondiging van de verkoop bleek, dat de volmolen in 1802 geheel opnieuw was opgebouwd en op zijn ‘Hollandsch’ was ingericht. In 1819 kwam de molen in handen van de Eindhovense textielfabrikanten J.J., A. en J. Smits. In oude bronnen is te lezen dat de molen ‘door twee schepraderen op de rivier de Dommel, die nagenoeg altijd van water voorzien is, in beweging gebracht werd, en heeft twee koppelen steenen die gelijktijdig kunnen werken in een tamelijk ruim houten lokaal.’

Fabriek


In 1851 was de molen nog in bezit van nazaten van de familie Smits, maar zij verkochten de molen aan molenaar J. Notten die een ondernemend type bleek. In 1867 liet hij de graanmolen afbreken en vervangen door een stenen gebouw van vier verdiepingen met een voor die tijd grote meel- en bloemmolen. Elf jaar later kreeg hij vergunning daar een stoommachine in te plaatsen. Bij de molen verrees toen een schoorsteen met een hoogte van veertien meter. De molen was ingericht voor de fabricage van tarwebloem. Het fabrieksmerk op de witte bloemzakken was een schimmel op een zwart veld. Tegenover de molen lag aan de Dommel een groot magazijn met poorten aan de straat- en aan de waterkant, voor het laden en lossen. Het transport over de Dommel vond plaats tot aan het havenhoofd van het Eindhovens kanaal nabij de Paterskerk. Wie de nu gekanaliseerde Dommel over het TU/e-terrein ziet stromen kan het zich nauwelijks voorstellen, maar molenaar Notten had een aardige bijverdienste als palingvisser. Soms ving hij driehonderd kilo in een nacht. De vis werd in een speciale verpakking naar Brussel verzonden, waar ze levend werd verkocht. In 1890 was een zekere F. Notten bewoner van de molen en in 1907 kwam deze in handen van de heer Piet van der Putten uit Uden, mede-oprichter van inkooporganisatie ‘de Voorzorg’ die maar liefst vijftig Brabantse molens in de regio verenigde. Diens kleinzoon en naamgenoot, dr.ing. P.H.A. van der Putten, universitair docent bij de faculteit Elektrotechniek, werkt op een steenworp afstand van de plek waar ooit zijn opa’s molen stond. Hij herinnert zich dat hij als klein jongetje in de buurt van de molen mocht vissen.

Open riool


De Woenselse watermolen was een zogenaamde ‘onderslagmolen’, voorzien van twee waterraderen. Door de waterschuiven neer te laten, kon het Dommelwater boven de molen worden tegengehouden, waardoor het zich bij een regelmatige toevoer kon opstuwen. De molenaars stuwden het water zo hoog mogelijk op. Doorgaans was de wateraanvoer voldoende. Bij langdurige droogte was de aanvoer echter gering en de waterstand laag, zodat de Dommel als open riool een hinderlijke stank verspreidde. Boven de molen waren de zogenaamde aangelanden nogal drassig. In de winter konden deze onderlopen als de waterafvoer onvoldoende was en zodoende als waterbekken dienen. De waterraderen waren indertijd de krachtigste in Noord-Brabant. Zonder dat daar enige noodzaak voor was, werd het hele bouwwerk in 1955 gesloopt. Het pand stond weliswaar op een voorlopige lijst van Nederlandse monumenten, maar dat bleek voor de eigenaar (de gemeente Eindhoven!) geen beletsel. Met de afbraak ging de grootste en een van de oudste molens van Brabant verloren. Na de sloop werd de Dommel over een lengte van vierhonderd meter verlegd. Het woonwijkje achter studentencomplex De Bunker draagt als herinnering nog de naam van ‘De Woenselse watermolen’. Het architectenbureau van Van Embden liet als herinnering aan de molen een waterrad, afkomstig van de oude ‘volmolen’ van Waalre, als monument oprichten op de plaats waar men bij graafwerkzaamheden voor de aanleg van een groenstrook nog een molensteen vond.