Persoonlijke instellingen

Sommen W.M.J.W. van der

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark
(Doorverwezen vanaf Sommen W.M.J.M. van der)

W.M.J.M. (Willem) van der Sommen (1937-2015) kwam op 15 maart 1958 in dienst van de THE, werkte vervolgens op verschillende afdelingen tot hij zijn stek vond binnen het Studentensportcentrum Eindhoven, kortweg het Sportcentrum, waar hij vijfendertig jaar bleef. Hij richtte in zijn vrije tijd een basketballvereniging op, was ook mede-oprichter van de tennisvereniging van de PV en zwaaide als Prins Carnaval in 1977 de scepter over Eindhoven. In 1997 ging hij als bedrijfsleider van het sportcentrum met pensioen. Van der Sommen heeft een aantal boeken over Eindhoven op zijn naam staan.

Inhoud

Jeugd


“Mijn vader werkte als technisch voorcalculator bij Philips. Hij haalde apparaten uit elkaar en berekende kostprijzen. Zo hadden we thuis al heel vroeg televisie, want wanneer mijn vader zo’n apparaat van de concurrent had uitgeplozen, mocht hij het voor een prikkie meenemen. Ik heb een blauwe maandag op het St. Joriscollege gezeten, maar heb zoals veel van mijn spijbelende klasgenoten die school niet afgemaakt. Daarna meldde ik me bij de Handelsavondschool en heb ik bij de Bata schoenenfabrieken in Best een interne opleiding gevolgd die me klaarstoomde voor werk in het buitenland. Ik haalde mijn vakdiploma en zou schoenenwinkelier worden. Na mijn diensttijd ben ik weer bij Bata gaan werken en werd ik de baas van een afdeling waar hakken werden geplakt. Het vooruitzicht om in het buitenland te werken trok me wel aan totdat Jan Willemse, een van de eerste werknemers van de THE, me vroeg of ik zin had in een baan bij de Hogeschool. Ik kreeg er een gesprek en kon beginnen bij de Centrale Technische Dienst als administratief medewerker. We hadden een kantoortje in het Paviljoen, waar de hele Hogeschool toen in feite gevestigd was. Het ging er vrij chic aan toe: iedereen liep in een pak met stropdas. Van tutoyeren was geen sprake. Pietje van Kemenade, een jongen van zestien, werkte bij de Dienst Financiën en Administratie DFA en wij spraken elkaar aan met meneer! Studenten moesten in een zwart pak tentamen doen en wie ging afstuderen, huurde een jacquet. Ergens in de jaren zestig is dat allemaal omgeslagen. Op de tennisbaan voltrok zich ook zo’n evolutie in de kleding. Wie wilde tennissen, deed dat in wit tenue. Op een gegeven moment begonnen de studenten zich daartegen te verzetten. Gekleurde kleding werd later oogluikend toegestaan maar er mocht niet met ontbloot bovenlijf gespeeld worden. Ik herinner me nog zo’n alternatieve langharige student die zich vreselijk druk maakte over de verplichte witte kleding. Vijftien jaar later wordt er op mijn deur geklopt en daar staat een keurige geklede jongeman in driedelig pak. We keken elkaar eens aan, herkenden elkaar en begonnen te lachen.

Pennywafel


In de begintijd waren er in het Paviljoen twee kleine kantines. Daar werd tussen de middag geluncht. Je nam je eigen brood mee en de koffie kostte een dubbeltje. Wie jarig was, trakteerde de hele Hogeschool. Je gaf de kantinejuffrouw zeven en een halve gulden en dan mochten alle medewerkers kiezen uit een sprits of een pennywafel. Ook de hoogleraren kregen een sprits. Ik heb drie afdelingen van de THE meegemaakt en de organisatie regelmatig zien overschakelen van centrale naar decentrale diensten. DFA verhuisde van hot naar her: naar de kelder in het Hoofdgebouw, naar de W-Hal en zelfs naar een ruimte boven het postkantoor aan het Stationsplein. Het werk begon om half negen. Er was een collega die iedere morgen vrij laat het Paviljoen via de achteruitgang binnenkwam, daar zijn jas ophing om vervolgens rustig een kop koffie in de kantine te halen, zodat iedereen dacht dat hij al lang aan het werk was. In de begintijd werkten we ook op de zaterdagochtend. Als ik me goed herinner hebben we in de loop van 1961 in een begrafenisstoet de zaterdag als werkdag ten grave gedragen.

Juliana


Koningin Juliana en prins Bernhard waren in de beginjaren wel eens te gast wanneer er een gebouw geopend werd. Ik behoorde tot een groep van veertig medewerkers die mochten aanschuiven bij de lunch tijdens een bezoek van koningin Juliana. Ik had geluk, want ik zat niet bij haar aan tafel. De mensen die wel in haar omgeving zaten, kregen niet veel te eten. Juliana at nauwelijks en het protocol schreef voor dat tafelgenoten niet meer mochten eten dan de vorstin.

Telecommunicatie en sport


Staffunctionaris G.I. Roos liet me op een dag bij zich roepen en vroeg mij om de telecommunicatie voor de THE te gaan regelen. Ik moest zorgen voor telefoons, geluidsinstallaties en intercoms. Dat was een halve weektaak en de resterende tijd mocht ik gaan werken voor het op te richten sportcentrum, bij Jacques van den Bosch. Op een gegeven moment werd dat een fulltime baan waar ik erg gelukkig mee was. Het sportcentrum werd pas in 1967 geopend. In de voorbereidingsfase zijn de plannen voor de bouw en voor de inrichting ontwikkeld. Wij kregen toestemming van de beheerder van het gebouw E-Hoog, ir. W. Hylkema, om de kelders van dat gebouw te gebruiken om de bestelde sporttoestellen op te slaan. Als je me nu (anno 2006, red.) ziet zou je het niet zeggen, maar ik had altijd veel gesport en ik was in militaire dienst heel actief. Ik deed aan handbal, ik kon heel aardig hardlopen en ik eindigde bij de nationale militaire cross country kampioenschappen zelfs als zesde. Ik ben de oprichter van PSV-basketball en heb ook de TU/e-tennisclub mee opgericht. Verder bemoeide ik me ook met de sectie badminton en met tafeltennis. Tenslotte heb ik jarenlang conditietraining gegeven aan het personeel.

Titel: Willem van der Sommen geeft het startsignaal voor een autorally bij het 2e lustrum van de THE Jaar: 1966 Foto: Archief TU/e

Van Lint


Prof. Van Lint is heel lang een uitstekende voorzitter van de Sectie Sport geweest. Hij was heel actief: iedere morgen ging hij in Son zwemmen en hij kwam vaak met een stopwatch in de hand naar de THE gefietst. Hij was content wanneer hij weer twee seconden van zijn snelste tijd had afgeknabbeld. Van Lint en ik deden in het begin mee aan de zomeravondcompetitie van de PV-voetbalvereniging en hij speelde dan links- of rechtsbuiten. Hij liep niet hard, maar baltechnisch was hij goed en hij kon flink schelden als je de bal niet goed plaatste. Ik heb me daar wel eens kwaad over gemaakt en na afloop sloeg hij me dan op mijn schouder en gaf me gelijk. Zo was Van Lint ook. Niet alle rectoren in de geschiedenis van de TU/e hebben belangstelling voor sport gehad. Posthumus was een statige man met veel uitstraling en een natuurlijk overwicht. Hij was niet onvriendelijk, maar op het sportcentrum heb ik hem nooit gezien. Van Trier was wel sportminded en ook Tels is wel eens op bezoek geweest.

Dommel als grens


Nu valt het sportcentum rechtstreeks onder de TU/e, maar Jacques en ik waren destijds weliswaar in dienst van de THE, maar gedetacheerd bij de Stichting Studentenvoorzieningen Eindhoven. Er ontstond al snel een eigen cultuur: wij waren het sportcentrum, de TH lag aan de andere kant van de Dommel. De rivier was een natuurlijke grens. Ik maakte soms weken van zeventig uur en dat vond ik helemaal niet erg. Mijn hobby was mijn werk geworden. In mijn tijd hadden we nog geen eigen zwembad en huurden we op de late avonden het Sportfondsenbad. Ik ging daar wel eens kijken en na afloop met de badmeesters een pilsje drinken. Maar ik was altijd weer om half negen op kantoor. En wanneer de meeste mensen nog in bed lagen, liep ik zondagochtend om half negen alweer op de sportvelden. Of het sneeuwde of regende: ik moest die velden keuren. Een vernield veld kostte duizenden guldens. Ik heb in totaal negenendertig jaar op de TU/e gewerkt waarvan vijfendertig op het sportcentrum en het was een geweldige tijd.”