Persoonlijke instellingen

Roumen H.P.J.M.

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark
(Verschil tussen bewerkingen)
(Roumen H.P.J.M.)
(Prins en voorzitter)
 
(6 tussenliggende versies worden niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
-
Ir. H.P.J.M. (Harry) Roumen (*1947) behaalde aan het Bisschoppelijk College in Roermond zijn HBS-B diploma en vertrok in 1964 als eerstejaarsstudent elektrotechniek naar ''wereldstad ''Eindhoven. Als afstudeerder hield hij zich bezig met paraboolantennes, maar hij koos voor de uitdagingen van de computer en werd medewerker van het Rekencentrum. Als Prins Carnaval, als voorzitter van de Personeelsvereniging en (later) van de Hogeschoolraad leerde hij de TU/e van binnen en van buiten kennen. In de jaren tachtig lonkte het burgemeesterschap van een gemeente, maar hij besloot zijn loopbaan aan de TU/e voort te zetten. Hij werd in 1986 directeur van het Rekencentrum en twee jaar later secretaris van de Universiteit. In die hoedanigheid is hij bekend en gezien bij studenten en medewerkers. Sinds 2005 timmert hij als voorzitter van de Stichting City Dynamiek ook in de stad Eindhoven aan de weg.  
+
Ir. H.P.J.M. (Harry) Roumen (*1947) behaalde aan het Bisschoppelijk College in Roermond zijn HBS-B diploma en vertrok in 1964 als eerstejaarsstudent elektrotechniek naar ''wereldstad ''Eindhoven. Als afstudeerder hield hij zich bezig met paraboolantennes, maar hij koos voor de uitdagingen van de computer en werd medewerker van het Rekencentrum. Als Prins Carnaval, als voorzitter van de Personeelsvereniging en (later) van de Hogeschoolraad leerde hij de TU/e van binnen en van buiten kennen. In de jaren tachtig lonkte het burgemeesterschap van een gemeente, maar hij besloot zijn loopbaan aan de TU/e voort te zetten. Hij werd in 1986 directeur van het Rekencentrum en twee jaar later secretaris van de Universiteit. In die hoedanigheid is hij bekend en gezien bij studenten en medewerkers. Sinds 2005 timmert hij als voorzitter van de Stichting City Dynamiek ook in de stad Eindhoven aan de weg.
-
 
+
[[Bestand:Lemma Roumen Foto 1.jpg|thumb|left|275px|'''Titel:''' Ir. Harry Roumen '''Jaar:''' 2007 '''Foto:''' [[Bart van Overbeeke]] ]]
 +
=== Demos ===
=== Demos ===
----  
----  
Regel 10: Regel 11:
Ik ben afgestudeerd in de groep van prof. [[Trier van | Van Trier]] op een ontwerp voor een paraboolantenne voor het observatorium in Westerbork. Dr. Jeuken was mijn begeleider. Het was een prachtige tijd. Ik heb een toetervormig instrument ontworpen dat signalen uit het heelal opving. Op de hoogste verdieping van het gebouw E-Hoog hadden we een kamer die aan de binnenzijde met een soort eierdozen was afgeplakt. Daar werden de antennes doorgemeten en stralingsdiagrammen gemaakt. Het werk speelde zich af op het grensgebied tussen wiskunde en elektrotechniek. Ik hield me met de Maxwell-vergelijkingen bezig. Ik wilde na mijn afstuderen in 1970 zo snel mogelijk een baan vinden om niet in dienst te hoeven. Het Rekencentrum in opbouw zocht drie mensen. Ik ben op de directeur, Ben Morselt, afgestapt en heb met hem over die vacatures gesproken. Hij vond dat systeemsoftware iets voor mij was en ik kreeg het advies om langs te gaan bij prof. Dijkstra, die een prominente rol speelde als adviseur. Jaren later heb ik mijn dossier ingezien en daar staat een opmerking van Dijkstra: “Het is een bedeesde jongen maar ik zou hem maar in dienst nemen.” Een dag later had ik de baan te pakken, terwijl ik eerlijk gezegd niet wist wat systeemsoftware was.
Ik ben afgestudeerd in de groep van prof. [[Trier van | Van Trier]] op een ontwerp voor een paraboolantenne voor het observatorium in Westerbork. Dr. Jeuken was mijn begeleider. Het was een prachtige tijd. Ik heb een toetervormig instrument ontworpen dat signalen uit het heelal opving. Op de hoogste verdieping van het gebouw E-Hoog hadden we een kamer die aan de binnenzijde met een soort eierdozen was afgeplakt. Daar werden de antennes doorgemeten en stralingsdiagrammen gemaakt. Het werk speelde zich af op het grensgebied tussen wiskunde en elektrotechniek. Ik hield me met de Maxwell-vergelijkingen bezig. Ik wilde na mijn afstuderen in 1970 zo snel mogelijk een baan vinden om niet in dienst te hoeven. Het Rekencentrum in opbouw zocht drie mensen. Ik ben op de directeur, Ben Morselt, afgestapt en heb met hem over die vacatures gesproken. Hij vond dat systeemsoftware iets voor mij was en ik kreeg het advies om langs te gaan bij prof. Dijkstra, die een prominente rol speelde als adviseur. Jaren later heb ik mijn dossier ingezien en daar staat een opmerking van Dijkstra: “Het is een bedeesde jongen maar ik zou hem maar in dienst nemen.” Een dag later had ik de baan te pakken, terwijl ik eerlijk gezegd niet wist wat systeemsoftware was.
 +
[[Bestand:Lemma Roumen Foto 2.jpg|thumb|left|450px|'''Titel:''' Harry Roumen (links) verwelkomt Minister-President Jan-Peter Balkenende voor een werkbezoek. Rechts CvB-voorzitter Arno Peels '''Jaar:''' 2010 '''Foto:''' [[Bart van Overbeeke]] ]]
=== Burroughs ===
=== Burroughs ===
Regel 20: Regel 22:
Het feit dat ik Prins Carnaval van de TU/e en later voorzitter van de [[Personeelsvereniging]] werd, heeft veel invloed gehad op mijn loopbaan. In 1982 werd ik benaderd met de vraag of ik voorzitter van de Hogeschoolraad wilde worden. De voormalige voorzitters waren na hun afscheid van de HR in een leidinggevende functie terechtgekomen, dus vanuit loopbaanperspectief voelde ik me vereerd. Maar op de inhoud van de functie verkeek ik me aanvankelijk nogal. Ik had me niet gerealiseerd dat ik voortaan bij de vergaderingen van het College van Bestuur aanwezig zou zijn en dat een aantal besluiten niet genomen kon worden zonder mij. Ik raakte in september 1982 overwerkt, heb me door de laatste maanden van het jaar gesleept en ging in het nieuwe jaar voor drie maanden uit de running. Tijdens die drie maanden heb ik veel steun gehad van studentenpsycholoog [[Rogier A. | Anneke Rogier]]. Het was de moeilijkste periode in mijn leven, maar achteraf gezien de meest leerzame. Ik was rond de vijfendertig en was het type workaholic dat nooit geleerd had om nee te zeggen. Ik ben daarna wat harder geworden voor mijn omgeving. In april kwam ik terug en toen ging het crescendo. In de HR kwamen zwaarwegende onderwerpen aan de orde. Toentertijd, onder de Wet Universitaire Bestuurshervorming, vormde de HR samen met het CvB het bestuur van de THE en had dus meer macht dan nu het geval is. Vergaderingen begonnen ’s maandags om vier uur; om kwart voor zes aten we wat in de mensa en om zeven uur gingen we weer verder. Ik herinner me dat ik soms tegen tienen de deuren dichtdeed om te zorgen dat we nog een quorum hielden. Van nature ben ik een man van het compromis. Het waren soms echte veldslagen en het was mijn rol om als buffer op te treden tussen het CvB en de HR.
Het feit dat ik Prins Carnaval van de TU/e en later voorzitter van de [[Personeelsvereniging]] werd, heeft veel invloed gehad op mijn loopbaan. In 1982 werd ik benaderd met de vraag of ik voorzitter van de Hogeschoolraad wilde worden. De voormalige voorzitters waren na hun afscheid van de HR in een leidinggevende functie terechtgekomen, dus vanuit loopbaanperspectief voelde ik me vereerd. Maar op de inhoud van de functie verkeek ik me aanvankelijk nogal. Ik had me niet gerealiseerd dat ik voortaan bij de vergaderingen van het College van Bestuur aanwezig zou zijn en dat een aantal besluiten niet genomen kon worden zonder mij. Ik raakte in september 1982 overwerkt, heb me door de laatste maanden van het jaar gesleept en ging in het nieuwe jaar voor drie maanden uit de running. Tijdens die drie maanden heb ik veel steun gehad van studentenpsycholoog [[Rogier A. | Anneke Rogier]]. Het was de moeilijkste periode in mijn leven, maar achteraf gezien de meest leerzame. Ik was rond de vijfendertig en was het type workaholic dat nooit geleerd had om nee te zeggen. Ik ben daarna wat harder geworden voor mijn omgeving. In april kwam ik terug en toen ging het crescendo. In de HR kwamen zwaarwegende onderwerpen aan de orde. Toentertijd, onder de Wet Universitaire Bestuurshervorming, vormde de HR samen met het CvB het bestuur van de THE en had dus meer macht dan nu het geval is. Vergaderingen begonnen ’s maandags om vier uur; om kwart voor zes aten we wat in de mensa en om zeven uur gingen we weer verder. Ik herinner me dat ik soms tegen tienen de deuren dichtdeed om te zorgen dat we nog een quorum hielden. Van nature ben ik een man van het compromis. Het waren soms echte veldslagen en het was mijn rol om als buffer op te treden tussen het CvB en de HR.
 +
[[Bestand:Lemma Roumen Foto 3.jpg|thumb|left|400px|'''Titel:''' Harry Roumen (3e van links) in een nevenfunctie. Zijn mededignitarissen v.l.n.r.: Dhr. J. Willems, Willem van der Sommen en Jo Bollen '''Jaar:''' ca 1980 '''Foto:''' [[Archief TU/e]] ]]
=== Buiten de deur ===
=== Buiten de deur ===

Huidige versie per 27 aug 2013 13:30

Ir. H.P.J.M. (Harry) Roumen (*1947) behaalde aan het Bisschoppelijk College in Roermond zijn HBS-B diploma en vertrok in 1964 als eerstejaarsstudent elektrotechniek naar wereldstad Eindhoven. Als afstudeerder hield hij zich bezig met paraboolantennes, maar hij koos voor de uitdagingen van de computer en werd medewerker van het Rekencentrum. Als Prins Carnaval, als voorzitter van de Personeelsvereniging en (later) van de Hogeschoolraad leerde hij de TU/e van binnen en van buiten kennen. In de jaren tachtig lonkte het burgemeesterschap van een gemeente, maar hij besloot zijn loopbaan aan de TU/e voort te zetten. Hij werd in 1986 directeur van het Rekencentrum en twee jaar later secretaris van de Universiteit. In die hoedanigheid is hij bekend en gezien bij studenten en medewerkers. Sinds 2005 timmert hij als voorzitter van de Stichting City Dynamiek ook in de stad Eindhoven aan de weg.

Titel: Ir. Harry Roumen Jaar: 2007 Foto: Bart van Overbeeke

Inhoud

Demos


“Als kind zei ik dat ik paus wilde worden, maar op school kreeg affiniteit met de exacte vakken de overhand. Ik twijfelde tussen natuurkunde en elektrotechniek. Hoewel ik geen radioknutselaar was, koos ik voor elektrotechniek. Dat het Eindhoven zou worden, stond vanwege de afstand tot mijn geboortedorp Horn al vast. Mijn ouders beschouwden Eindhoven als een wereldstad met alle verlokkingen van dien. Omdat ik pas zeventien was, ging ik op kamers bij een tante. Ik koos voor de studentenvereniging Demos, maar ik kreeg daar op de eerste avond in de sociëteit een deur tegen mijn hoofd. Ik bleek een hersenschudding te hebben en met het lidmaatschap van Demos is het daarna niks meer geworden. Zonder dat ik het wist, werd ik geroyeerd. Dat is toen ik secretaris van de TU/e werd overigens door het bestuur netjes ongedaan gemaakt. Ik voelde me al snel thuis bij de opleiding elektrotechniek, werd lid van de studievereniging Thor en deed mee aan buitenlandse excursies. De Hogeschool was nog klein. Omdat ik het vak ‘elektriciteit en magnetisme’ niet had gehaald, had ik met prof. Steenland een mondeling tentamen geregeld op carnavalszaterdag bij hem thuis. In mijn zwarte pak met grijze stropdas belde ik aan. Ik werd een uur aan de tand gevoeld en haalde een acht.

Afstuderen en antennes


Ik ben afgestudeerd in de groep van prof. Van Trier op een ontwerp voor een paraboolantenne voor het observatorium in Westerbork. Dr. Jeuken was mijn begeleider. Het was een prachtige tijd. Ik heb een toetervormig instrument ontworpen dat signalen uit het heelal opving. Op de hoogste verdieping van het gebouw E-Hoog hadden we een kamer die aan de binnenzijde met een soort eierdozen was afgeplakt. Daar werden de antennes doorgemeten en stralingsdiagrammen gemaakt. Het werk speelde zich af op het grensgebied tussen wiskunde en elektrotechniek. Ik hield me met de Maxwell-vergelijkingen bezig. Ik wilde na mijn afstuderen in 1970 zo snel mogelijk een baan vinden om niet in dienst te hoeven. Het Rekencentrum in opbouw zocht drie mensen. Ik ben op de directeur, Ben Morselt, afgestapt en heb met hem over die vacatures gesproken. Hij vond dat systeemsoftware iets voor mij was en ik kreeg het advies om langs te gaan bij prof. Dijkstra, die een prominente rol speelde als adviseur. Jaren later heb ik mijn dossier ingezien en daar staat een opmerking van Dijkstra: “Het is een bedeesde jongen maar ik zou hem maar in dienst nemen.” Een dag later had ik de baan te pakken, terwijl ik eerlijk gezegd niet wist wat systeemsoftware was.

Titel: Harry Roumen (links) verwelkomt Minister-President Jan-Peter Balkenende voor een werkbezoek. Rechts CvB-voorzitter Arno Peels Jaar: 2010 Foto: Bart van Overbeeke

Burroughs


Als systeemprogrammeur kreeg ik de opdracht om te zorgen dat het operating system en de compilers van de nieuwe Burroughs computer naar behoren functioneerden. Het waren spannende tijden waarin alle idiote dingen die wij verzonnen echt geïmplementeerd konden worden. We programmeerden in Algol 60 en al snel werd er bedacht dat de 26 letters van het alfabet niet voldoende zouden zijn. Er moest een 27e teken bijkomen. Dat werd de betekenisvolle spatie, die werd aangeduid met een onderstreping. Zo’n vernieuwend idee kwam uit de groep van Dijkstra. Overdag moesten de onderzoekers over de computer kunnen beschikken. Als systeemprogrammeurs zaten we dus vaak ’s nachts te werken. Het Rekencentrum was een booming onderdeel van de THE. Ik was nummer twintig toen ik binnenkwam en toen ik er vertrok waren er honderd man personeel. Het was een tijd van teamspirit en van bouwen. We waren echt goed in die tijd. Burroughs was zelfs een beetje bang van ons. Morselt en ik hadden gerespecteerde posities. Hij was voorzitter van de gebruikersorganisatie in Europa. En ik was voorzitter van de club van grote computersystemen en eindredacteur van een tijdschrift voor de gebruikers van Burroughs computers. In 1973 ben ik met mijn collega Rob van Eijndhoven een paar weken bij onder andere het hoofdkantoor van Burroughs in Mission Viejo, Californië, geweest. Ik kreeg een aanbieding om daar te komen werken, maar die heb ik afgeslagen.

Prins en voorzitter


Het feit dat ik Prins Carnaval van de TU/e en later voorzitter van de Personeelsvereniging werd, heeft veel invloed gehad op mijn loopbaan. In 1982 werd ik benaderd met de vraag of ik voorzitter van de Hogeschoolraad wilde worden. De voormalige voorzitters waren na hun afscheid van de HR in een leidinggevende functie terechtgekomen, dus vanuit loopbaanperspectief voelde ik me vereerd. Maar op de inhoud van de functie verkeek ik me aanvankelijk nogal. Ik had me niet gerealiseerd dat ik voortaan bij de vergaderingen van het College van Bestuur aanwezig zou zijn en dat een aantal besluiten niet genomen kon worden zonder mij. Ik raakte in september 1982 overwerkt, heb me door de laatste maanden van het jaar gesleept en ging in het nieuwe jaar voor drie maanden uit de running. Tijdens die drie maanden heb ik veel steun gehad van studentenpsycholoog Anneke Rogier. Het was de moeilijkste periode in mijn leven, maar achteraf gezien de meest leerzame. Ik was rond de vijfendertig en was het type workaholic dat nooit geleerd had om nee te zeggen. Ik ben daarna wat harder geworden voor mijn omgeving. In april kwam ik terug en toen ging het crescendo. In de HR kwamen zwaarwegende onderwerpen aan de orde. Toentertijd, onder de Wet Universitaire Bestuurshervorming, vormde de HR samen met het CvB het bestuur van de THE en had dus meer macht dan nu het geval is. Vergaderingen begonnen ’s maandags om vier uur; om kwart voor zes aten we wat in de mensa en om zeven uur gingen we weer verder. Ik herinner me dat ik soms tegen tienen de deuren dichtdeed om te zorgen dat we nog een quorum hielden. Van nature ben ik een man van het compromis. Het waren soms echte veldslagen en het was mijn rol om als buffer op te treden tussen het CvB en de HR.

Titel: Harry Roumen (3e van links) in een nevenfunctie. Zijn mededignitarissen v.l.n.r.: Dhr. J. Willems, Willem van der Sommen en Jo Bollen Jaar: ca 1980 Foto: Archief TU/e

Buiten de deur


Toch wilde ik op een gegeven moment weg. Ik ben bij Philips en bij DAF gaan praten, maar het openbaar bestuur trok me meer aan. Ik heb gesprekken gehad met commissaris van de Koningin van Brabant, Dries van Agt en met gouverneur Sjeng Kremers van Limburg. Er volgden wat interessante procedures, onder andere in Budel, Grave en Susteren. Ik was nog geen lid van een politieke partij en heb toen pragmatisch voor de VVD gekozen. Dat bracht me bij Loek Hermans in Den Haag, die toen de partijlobby deed voor burgemeestersposten. Die contacten duurden voort totdat dr. Nijman, lid van het CvB, lucht kreeg van mijn ambities. Hij liet me weten dat het CvB me graag binnen de Universiteit wilde houden en vroeg me om directeur van het Rekencentrum te worden. Er bereikte mij het signaal dat ik binnen een jaar aan de beurt zou komen voor een burgemeesterspost, maar ik koos voor de zekerheid en niet voor het avontuur. Dus ging ik naar het Rekencentrum. Maar ik was gewend geraakt aan brede onderwerpen en het Rekencentrum werd me te specialistisch. Toen Nijman overleed, werd ik benaderd om hem op te volgen als lid van het CvB. Daar heb ik nee tegen gezegd omdat ik me niet zo’n bestuurder vond. Omdat Cees Pijnen, de secretaris van de TU/e, echter de plaats van Nijman overnam, kwam zijn functie vrij en werd ik gepolst of ik secretaris wilde worden. Voorzitter Ter Heege zei: “Als je zeker weet dat je het wilt, dan doen we het.” Ter Heege kende ik nog uit mijn tijd als voorzitter van de HR. Het klikte toen al tussen ons. Dus zat ik vanaf 1988 samen met rector magnificus Tels, Ter Heege en derde lid Pijnen in de blauwe rookwolken te vergaderen. Want er werd wat afgerookt in die dagen. Ter Heege en Pijnen draaiden shag en Tels had soms vier caballero’s tegelijkertijd aan!

Studenten


Als secretaris heb ik altijd een goede band met studenten gehad. Studentenverenigingen hebben draaiboeken en zo weten ook de nieuwe besturen me ieder jaar weer te vinden. Ik vind dat studenten het recht hebben om dingen opnieuw uit te vinden en fouten te maken. Dat kan heel leerzaam zijn en het past bij een universiteit. Ze mogen van mij gekke capriolen uithalen; misschien ben ik daarin soms wat te soepel. Studenten van nu zijn veel zelfbewuster en veel mondiger dan vroeger. Maar we hebben hier in de regio nog veel in te halen op dat gebied. Ik juich het overigens van harte toe dat de Universiteit zich meer met die regio is gaan bemoeien. Dat is begonnen onder rector magnificus Van Lint. Voorzitter De Wilt heeft de Universiteit later helemaal opengegooid en ook de huidige bestuurders zoeken het contact met die buitenwereld nadrukkelijk.”