Persoonlijke instellingen

Quay J.E. de

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark
Titel: Dr.J.E. de Quay Jaar: 1966 Foto: Archief TUE

De katholieke politicus prof.dr. J.E. (Jan) de Quay (*1901 - †1985) spreekt in de herfst van 1944 met vertegenwoordigers van de Nederlandse regering in ballingschap voor het eerst over een ‘tweede TH’ die er naast Delft zou moeten komen. Kort na de oorlog wordt hij benoemd tot commissaris van de Koningin in Noord-Brabant en begint hij zijn lobbywerk voor het vestigen van die tweede TH. Die moet aanvankelijk, heel breed, ‘in het zuiden’ komen, maar in 1950 worden zes industriëlen en bestuurders uit Brabant en Limburg het er op de Eindhovensche Golf over eens om Eindhoven op nummer één te zetten. Nadat de nodige politieke hordes genomen zijn, wordt De Quay in 1956 de eerste president-curator van de THE. Hij legt die functie in 1959 voor vier jaar neer om als minister-president het land te dienen. In 1963 pakt hij de voorzittershamer van het College van Curatoren weer op en hij neemt pas in 1971 afscheid. Portret van een invloedrijk bestuurder die van een intens rooms-katholiek geloof doordesemd was.

Inhoud

Studie


De Quay wordt in 1901 in ’s-Hertogenbosch geboren als zoon van een generaal. Hij gaat in Utrecht rechten studeren, maar stapt over naar psychologie. In zijn tweede jaar ontmoet hij bij de katholieke studentenvereniging Veritas zijn latere vrouw Maria van der Lande. Het koppel treedt in 1922 op in een toneelstuk en de jonge De Quay heeft blijkbaar zo veel acteurstalent dat de bekende acteur Eduard Verkade hem vraagt voor de Haagsche Komedie. Maar de studie in het jonge vak psychologie trekt harder aan hem en hij promoveert in 1927. Op kosten van zijn schoonvader maakte het echtpaar na de bruiloft een studiereis naar de Verenigde Staten, waar De Quay colleges volgt in Harvard en Yale en zelf een tijdje doceert in Chicago en aan Columbia University. Hij steekt bij Bell Telephone, Sears en Eastman Kodak zijn licht op over nieuwe Amerikaanse denkbeelden over bedrijfsorganisatie en wordt in 1933 benoemd als hoogleraar psychotechniek aan de Katholieke Hogeschool in Tilburg.

Oorlog


In 1939 wordt hij als reserve-officier gemobiliseerd en krijgt hij, volgens historicus dr. G. Puchinger, een speciale opdracht mee: “De gemeenschapsgeest onder het gemobiliseerde leger aan te kweken.” De Duitse inval in mei 1940 zal van die gemeenschapzin en van het leger zelf weinig overlaten. De Quay is op dat moment al als regeringscommissaris van de Arbeid aangesteld. Aan het begin van de bezetting vraagt de commissaris van de Koningin in Groningen, dr. J. Linthorst Homan, hem om samen met mr. L. Einthoven mee te werken aan de oprichting van de Nederlandse Unie. Het driemanschap publiceert in juli 1940 een manifest waarin opgeroepen wordt om het oude zuilendenken te doorbreken en in die moeilijke tijden naar saamhorigheid te streven. De Unie wil een tegenwicht bieden aan de Nationaal Socialistische Beweging en krijgt in recordtijd honderdduizenden leden. De drie leiders worden het niet eens over de mate waarin met de Duitsers moet worden samengewerkt. Eind 1941 maakt de bezetter een einde aan de Unie en een jaar later wordt het trio als gijzelaar geïnterneerd. Aan de Nederlandse Unie blijft na de oorlog een luchtje hangen. Ook al wordt zijn naam na de bevrijding door een onderzoekscommissie gezuiverd, De Quay zal na de publicatie van Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van dr. L. de Jong opnieuw herinnerd worden aan deze omstreden periode uit zijn leven. De familie van emeritus TU/e-hoogleraar prof.dr. P.A.J.M. Steenkamp krijgt De Quay in de oorlogsjaren enige tijd als onderduiker in huis. Steenkamp herinnert zich dat De Quay hem vertelde na de oorlog een nieuwe katholieke partij te willen oprichten. De jonge Piet, later zelf oprichter van de fusiepartij het Christen-Democratisch Appèl, liet De Quay volgens eigen zeggen blijken dat hij dat geen goed idee vond.

Bevrijding


Wanneer in de herfst van 1944 het zuiden van Nederland bevrijd is, nodigt koningin Wilhelmina De Quay uit voor een gesprek in Londen, waar de Nederlandse regering dan nog in ballingschap verblijft. De Quay is op dat moment voorzitter van het college van commissarissen voor Landbouw, Handel en Industrie in Zuid-Nederland. Wilhelmina wil af van de verzuilde politiek en nodigt vernieuwingsgezinde bestuurders uit voor gesprekken over de naoorlogse wederopbouw. Met politieke steun van het Brabantse thuisfront wordt de vernieuwer De Quay van februari tot juni 1945 benoemd als minister van Oorlog in het kabinet-Gerbrandy. De Philipsman en latere THE-curator ir. Th.P. Tromp krijgt in datzelfde kabinet de post van Waterstaat. In mei 1945 sluit De Quay zich aan bij de groep vooraanstaande personen die de Nederlandse Volksbeweging vormen. Deze niet-partijgebonden organisatie wil het land weer op de rails zetten. In Londen vindt een ontmoeting plaats die voor de TU/e later heel belangrijk zal blijken te zijn. De Quay maakt kennis met mr. E.D.M. Koning, directeur Handel- en Industriebeleid van het ministerie van Economische Zaken. Deze Koning zal na de oorlog enige tijd in Eindhoven als directeur van DAF actief zijn, maar overlijdt onverwacht in 1950. In 1971 herinnert De Quay zich in het Eindhovens Dagblad de woorden van deze hoge ambtenaar in 1944 over ‘een tweede TH’: “Het is wel bijna zeker dat we gezien de snelle ontwikkeling van de techniek binnenkort grote behoefte hebben aan veel en goed onderwijs. Me dunkt dat er zelfs ruimte zou moeten komen voor een tweede TH, naast die van Delft. Daar moet u toch eens over nadenken.” En dat doet De Quay.

Commissaris van de Koningin


In 1946 wordt hij benoemd tot commissaris van de Koningin in Noord- Brabant. In 1947 verschijnt onder zijn leiding een provinciaal pre-advies over een welvaartsplan voor de provincie. De Quay stelt in de inleiding daarvan dat de kern van het welvaartsprobleem ligt in het industrialisatievraagstuk. Voor 1970 verwachten de planners een groei van de beroepsbevolking, ten opzichte van 1940, met bijna vijftig procent. En die mensen moeten in hun onderhoud kunnen voorzien. De Quay realiseert zich dat het ten opzichte van andere agrarisch georiënteerde delen van de provincie dan al sterk geïndustrialiseerde Zuid- Oosten, met boomtown Eindhoven voorop, een belangrijke rol heeft te spelen bij de economische wederopbouw. Nederlandse ondernemers hebben hoogopgeleide technici nodig wanneer die industrialisatie voortschrijdt. Ongetwijfeld speelt de Londense vraag van Koning hem door het hoofd, wanneer hij zich realiseert dat bundeling van krachten in het politieke spel noodzakelijk is. Op 26 november 1947 ziet de Stichting Technisch Hoger Onderwijs in het Zuiden het daglicht, waarin naast voorzitter De Quay ook zijn Limburgse collega mr. dr. François J.M.A.H. Houben, de voorzitters van de Brabantse en Limburgse Kamers van Koophandel en de industriëlen ir. Frits Philips en dr.ir. D.P. Ross van Lennep (Staatsmijnen) zitting nemen. Daarmee breekt een schaakspel aan dat negen jaar zal duren en dat uiteindelijk uitmondt in de oprichting van de TH Eindhoven. Een periode die wordt gekenmerkt door regionaal lobbyen, politiek getouwtrek en maar liefst zestien voorbereidings- en adviescommissies. Een belangrijke horde wordt in 1950 genomen wanneer de zuidelijken op de Eindhovensche Golf de knoop doorhakken. De drie Brabanders (inclusief Frits Philips) en de drie Limburgers kiezen, ‘eensgezind’ voor Eindhoven. Zo wordt Eindhoven de enige kandidaat voor het zuiden des lands.

Curator


In 1956 wordt De Quay benoemd als eerste president-curator van de TH Eindhoven. Bij de opening op 19 september 1957 laat hij zijn licht schijnen op de toekomstige rol van de Hogeschool: “Nu de techniek zegevierend over de wereld gaat en nu de mensheid met bewondering, maar ook met verbijstering en soms ook met angst de ontwikkeling van de techniek gadeslaat, nu de vraag hier en daar rijst, of het leven niet te zeer vertechniseerd wordt en nu men bij de ontwikkeling van de exacte wetenschappen ook wel eens de huiverige vraag stelt, of het moderne denken daardoor niet te materialistisch en te profaan gaat worden, begrijp, dat van onze kant daarop niet het antwoord wordt gegeven: rem de techniek maar af!” In de nogal esoterische wens die hij daarna uitspreekt klinkt het diepreligieuze karakter van De Quay door. Hij is blij dat het programma van de THE ook ruimte biedt aan de geesteswetenschappen en wijsbegeerte. “Moge het bij deze hogeschool zo gaan, dat bij het steeds dieper vorsen naar de ongekende geheimenissen van de kosmos de eerbied voor de Schepper groter wordt en dat voor hen, die zich met de beoefening van de wetenschap in het bijzonder bezighouden en die de studenten opleiden, het eenvoudiger mag worden om de weg te vinden tot God.” Dat de president-curator en rector magnificus prof.dr. H.B. Dorgelo elkaar in deze hoger gestemde sferen hebben kunnen vinden, blijkt uit een brief van De Quay uit 1959, wanneer Dorgelo in het ziekenhuis ligt. In die brief is sprake van termen als een ‘innerlijk Ja’, een ‘offer ter liefde Gods’ en ‘omdat het Zijn H. wil is’.

Minister-president


Titel: Dr. J.E. de Quay (links) in gesprek met Minister van O&W prof.dr. I.A. Diepenhorst Jaar: 1966 Foto: Archief TUE

De Quay blijft tot 1959 commissaris van de Koningin. In de dertien jaar op die post neemt hij niet alleen initiatieven voor het industriebeleid van de provincie, maar werkt hij ook aan de verbetering van het wegennet en staat hij aan de wieg van het Brabants Orkest en het Zuidelijk Toneel. Hoewel hij graag wil aanblijven als commissaris, voert zijn loopbaan hem in 1959 naar Den Haag. In de woorden van Puchinger: “Alweer werd de beminnelijke, bescheiden en op het politieke vlak totaal niet ambitieuze Jan de Quay naar een hoge post geduwd: in 1959 vroeg prof.dr. C.P.M. Romme, voorzitter van de KVP-fractie in de Tweede Kamer, hem minister-president te worden van een kabinet waarin voor het eerst de socialisten zouden ontbreken.” De Quay vraagt collega THE-curator mr.dr. Ch.J.M.A. van Rooy als minister van Sociale Zaken. Later kijkt hij op zijn premierschap terug als ‘de zwaarste periode in mijn leven.’ Zijn hoge post levert hem wel in brede lagen van de bevolking bekendheid op door de oudejaarsconference in 1960 van Wim Kan. Geïnspireerd door een kabinetscrisis (over het aantal te bouwen woningwetwoningen) zingt Kan het lied ‘Lijmen Jan.’ Op de website parlement.nl wordt De Quay geciteerd over de bijna-val van het kabinet: “Ik voel me innerlijk overgelukkig en dankbaar, dat ik er af ben. God zij geloofd en gedankt.” Maar zijn lijmpoging houdt nog drie jaar stand en pas in 1963 valt tot zijn opluchting definitief het doek voor het kabinet. Daarna wordt hij lid van de Eerste Kamer en keert hij terug als voorzitter van het Eindhovense College van Curatoren. Als oud-premier, maakt hij vaak gebruik van de THE-dienstauto. Chauffeur H.A. (Huub) Loots herinnert zich de tochtjes met de katholieke curator: “De Quay was een gemoedelijk mens. Toen we hier in Eindhoven langs het splinternieuwe gebouw van de Boerenleenbank reden, keek hij eens schuin uit het autoraam naar boven en zei: ‘Kijk eens meneer Loots, die arme boertjes toch!”