Persoonlijke instellingen

Puintuin

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark

In 1972 raakt G.J. Slothouber, lector aan de afdeling der Bouwkunde, onder de indruk van het werk van de ecologische tuininrichter Louis le Roy uit Friesland. Deze voormalige tekenleraar* aan het Openbaar Lyceum in Heerenveen krijgt in het najaar van 1972 een gastdocentschap in de praktische landschapsecologie. Het wordt het begin van een roemrucht project dat jarenlang letterlijk veel stof doet opwaaien. Met de Bouwtechnische Dienst (BTD) wordt afgesproken dat het beheer van een stuk terrein rond het Paviljoen, ter hoogte van de plek waar nu het PABO-gebouw staat, als experimentele ruimte door de afdeling der Bouwkunde wordt overgenomen. Een groep enthousiaste studenten, waaronder John Körmeling, Bert Staal, Jos Bosman en Martien Jansen gaat onder leiding van Le Roy aan de slag om een bijzondere tuin in te richten. Een tuin vol puin. Vanaf het begin is de puintuin een steen des aanstoots voor de BTD. Het zijn nu eenmaal de jaren zeventig, dus willen de studenten graag de discussie aangaan met vertegenwoordigers van het establishment. Bedrijfsingenieur ir. R. de Groot en de chef van de cultuurtechnische vakgroep, L.J. van Kronenburg, worden uitgenodigd voor een gesprek. Om de geesten wat te masseren vraagt Le Roy aan de studenten en de medewerkers om hun gedachten over puin op papier te zetten. Dat levert confronterende ontboezemingen op van twee werelden die elkaar niet echt raken:

  • Staal (student): “Puin is korrelig”
  • Körmeling (student): “Puin is lekker”
  • Jansen (student): “Puin is als een potlood dat je nodig hebt om te tekenen op papier”
  • Bosman (student): “Puin is OMvormend, verhelderend of zo”
  • De Groot (B): “Puin, zonder meer, is nietszeggend”
  • Van Kronenburg (BTD): “Zulke grote hoeveelheden puin niet op het TH-terrein”


Vijf vrachtwagens


Le Roy krijgt het voordeel van de twijfel en al snel worden vijf vrachtwagens met kalkhoudend puin van de gesloopte Antonius van Padua-kerk leeggestort. Het is de bedoeling dat natuur en puin langzaam vergroeien. Ir. J.J.M. Kalkhoven, hoofd van de BTD, ziet het met lede ogen aan. Het puin zou de ondergrondse leidingen wel eens kunnen beschadigen. Er is een vergunning gegeven voor zes jaar om het project zijn beloop te laten, maar nu de stapels stenen er liggen worden ook de bestuurders wat onrustig. Kan dat puin niet weg? Slothouber mobiliseert de gelederen binnen de afdeling om steun te houden voor het onderwijsproject. Het aantal betrokken studenten is weliswaar flink geslonken, maar Le Roy krijgt een verlengde aanstelling. Kunstenaar en architect ir. John Körmeling herinnert zich het project. “Het leek me geweldig. Ik had me aangesloten bij de groep en we gingen aan de slag. Ik was helemaal niet zo ecologisch gemotiveerd: ik wilde gewoon wat doen. Ik vond de vormen mooi en met al dat puin werd het een oefening voor stedenbouw op schaal 1:50.” Architect Bert Staal vond Le Roy een zeer gedreven en charismatische man. “Hij had ook een bijzonder talent voor het te kakken zetten van omhooggevallen bestuurders. Wij moesten steen voor steen die tuin aanleggen. De stad werd gesloopt en op de ruïnes bouwden wij een tuin, waar vogeltjes hun nestjes in konden maken. Wij moesten met onze handen werken. Geen grote stappen zetten.”

Heilige Antonius


In het voorjaar van 1974 ontstaat er opschudding wanneer er een onthoofd beeld van de Heilige Antonius in de tuin blijkt te staan. Binnen de Hogeschoolgemeenschap ontbrandt een discussie over de vraag of Le Roy nog meer puin op het terrein mag laten storten. Het gerucht gaat dat de resten van een compleet Helmonds ziekenhuis naar de campus zullen worden afgevoerd. Dat wordt Hogeschoolraadslid dr.ir. L.J.J. Janssen te gortig. Hij stelt vragen over nut en effect van het tuinproject. Kwade tongen beweren dat Janssen vooral geschokt is over de onthoofde Antonius die mensen in hun godsdienstige gevoelens zou kwetsen. Het beeld wordt vervolgens in opdracht van het College van Bestuur afgevoerd. Wanneer een student dit in juli 1974 constateert, meldt hij de verdwijning bij de afdeling. Dan ontspint zich een cyclus van absurde gebeurtenissen. De bewakingsdienst wordt op de hoogte gesteld van diefstal van een leermiddel, en meldt dit op haar beurt aan het CvB. De bouwkundigen zijn woedend en raadplegen het Bisdom Den Bosch om vast te stellen of een onthoofd heiligenbeeld door de rooms-katholieke kerk als kwetsend wordt ervaren. De kerkgeleerden geven een pragmatisch antwoord waaruit de afdeling meent te mogen afleiden dat er van heiligschennis geen sprake is. Dus moet het beeld weer terug! Het CvB willigt het verzoek in, op voorwaarde dat het niet in de openbare ruimte komt te staan. En aldus geschiedde. Het project is volgens Staal een stille dood gestorven. “Wil je zo’n ecotuin smaakvol houden, dan moet je ’m onderhouden. Het werd een rotzooi.” Acht jaar later maken graafmachines in drie uur tijd een eind aan de driehonderd meter lange puinsingel aan de Lismortel. Kalkhoven legt in TH-Berichten uit dat het Instituut voor Perceptie Onderzoek binnenkort in een nieuw gebouw tegenover het Paviljoen zal trekken en geen puintuin voor de deur wenst. Vanuit Friesland spreekt de geestelijke vader er schande van. Hij is ook niet te spreken over de kopie van de tuin die er intussen naast het Auditorium door de BTD met behulp van bulldozers is aangelegd. Collegevoorzitter dr.ir. H.G.J. de Wilt besluit in de jaren negentig dat ook deze puinhoop moet verdwijnen in het kader van de nieuwe openheid van het terrein. En zo verdwijnt de laatste herinnering aan een typisch project uit de jaren zeventig. * Emeritus hoogleraar wiskunde prof.dr.ir. F. Schurer kreeg in de laatste twee jaar van zijn HBS-tijd in Heerenveen lijntekenles van Le Roy. Hij herinnert zich deze docent als een kunstzinnige en enigszins excentrieke man. In de jaren negentig liep Schurer hem nog eens tegen het lijf. “Hij was zeer gebeten op de gemeentelijke autoriteiten. Op mij kwam hij toen over als iemand met licht anarchistische trekjes.”