Persoonlijke instellingen

Ondergronds

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark

De drassige bodem van het TU/e-terrein herbergt een ondergrondse wereld van leidingen, die zich bij elke introductie van een nieuwe techniek, bijvoorbeeld glasvezelcommunicatie, verder uitbreidt. In de kelder van het Laplacegebouw bevindt zich de ict room, het zenuwcentrum voor de glasvezelinfrastructuur op het terrein. Uiteraard is het een tegen brand- en waterschade beveiligde ruimte. Niet alleen is het een knooppunt voor alle glasvezelleidingen van het campusnetwerk van de TU/e, maar het vormt ook de Eindhoven Fiber Exchange (de glasvezelverbindingen voor bedrijven en instellingen in de regio). Daarnaast is deze hub het knooppunt van Zuid-Nederland voor de landelijke SURFnet-verbinding met Amsterdam. Dit onderwijs- en onderzoeksnetwerk vertakt zich vanuit de kelder naar onder andere het Regionaal Opleidingen Centrum Eindhoven, het Philips Natuurkundig Laboratorium en de Fontys Hogescholen. De TU/e zelf is op SURFnet aangesloten via een dubbele verbinding met elk een transmissiecapaciteit van tien gigabit per seconde. De glasvezelstructuur op de campus is in ringen verdeeld om het systeem minder kwetsbaar te maken. Zo staat om dezelfde reden in het Multimediapaviljoen en het IPO-gebouw back-up apparatuur opgesteld die de taken van de ict room kan overnemen. In de ondergrondse ruimte van het Laplacegebouw staan verder zo’n honderdvijftig servers, die de ruggengraat vormen van het centrale TU/e-computernetwerk.

In de bodem


Maar er is meer dat zich aan het oog van de campusbezoeker onttrekt. Wie van plan is een spade in de grond te steken, moet er rekening mee houden dat de ondergrondse menukaart voor de infrastructuur de volgende ingrediënten omvat: kabels voor de hoogspanningsinstallatie, aardleidingen, openbare verlichting, laagspanning, telefoonbekabeling, glasvezelbekabeling, signaalbekabeling, warmte-koude opslag, centrale antenne installatie, drinkwater, heet water, koelwater en gekoeld water, aardgasinstallatie, industriegasinstallatie, persluchtinstallatie, bronwater en natuurlijk rioleringsleidingen.

Warmte-koude opslagsysteem


Sinds november 2002 herbergt de campus de grootste installatie voor ondergrondse energieopslag in ons land. Dit energieopslagsysteem levert een jaarlijkse besparing aan aardgas op van 1,2 miljoen kubieke meter en aan elektriciteit van 2.600 MWh. De Universiteit bespaart daarmee zo’n veertien procent op het energieverbruik ten opzichte van de periode vóór 2002. Het systeem vergde een investering van zo’n tien miljoen euro. Een rekensommetje leert dat rond 2011 deze investering is terugverdiend. Er zijn zestien gebouwen aangesloten op het systeem, dat bestaat uit tweeëndertig ondergrondse bronputten, samengebundeld in drie warme en drie koude clusters die zijn aangesloten op twee ringleidingen van twee kilometer lengte. Het water blijft circuleren in een gesloten systeem. In de bronputten zitten pompen die zorgen voor het oppompen en injecteren van het grondwater op een diepte van ongeveer tachtig meter. Twee koeltorens van acht meter hoog zorgen voor het uitwisselen van warmte en koude. Het ondergrondse opslagsysteem bestaat uit warme (vijftien graden Celsius) en koude (acht graden Celsius) waterbuffers in een watervoerende zandlaag in de bodem. Bij behoefte aan koeling wordt water van de koude buffers opgepompt. Het water dat wordt gebruikt, warmt hierdoor op en wordt vervolgens geïnjecteerd in de warme buffers. Wanneer er behoefte is aan warm water wordt het proces omgekeerd toegepast. Dit gaat het gehele jaar door. De TU/e maakte jarenlang voor het koelen van gebouwen en procesinstallaties gebruik van kwalitatief goed grondwater. Dit werd opgepompt en belandde na gebruik opgewarmd in het oppervlaktewater van de Dommel. Het warmte-koude opslagsysteem zorgt er voor dat dit niet meer nodig is. Ook de ict room wordt gekoeld met water uit dit systeem.

Titel: Graafwerkzaamheden bij gebouw Vertigo ter voorbereiding op aanleg kunstvijver SOH States of Nature Jaar: 2006 Foto: Bart van Overbeeke

Gas, water en licht


De onderwereld ontmoet uiteindelijk weer de bovenwereld in de gebouwen. Voor de cv-installaties, zowel warm- als heetwaterinstallaties, zorgen veertig warmwaterketels met een totaal vermogen van zo’n 17.500 kW en vier heetwaterketels met een totaal vermogen van ongeveer 45.000 kW. Er zijn luchtbehandelingsystemen in diverse classificaties, in totaal ongeveer driehonderdvijftig stuks met een totaal behandelde luchttoevoer van circa twee miljoen kubieke meter per uur. Driehonderddertig units met een totaal vermogen van circa 10.000 kW zorgen voor de gekoeld-water-installaties, voor zowel gebouwen als processen. De lichtinstallaties beslaan zo’n zestigduizend armaturen. De TU/e-gebouwen tellen ruim zestig liften en honderdtwintig hijskranen. De Universiteit koopt jaarlijks vijftig miljoen kilowattuur in op een centraal inkooppunt. Deze energie wordt gedistribueerd naar alle gebouwen op het TU/e-terrein via een 10 KV-infrastructuur met eenennegentig transformatoren. De noodstroomvoorziening is twee megawatt groot en wordt via eenentwintig transformatoren naar de meeste gebouwen gedistribueerd. Per jaar verstookt de TU/e zo’n acht miljoen kubieke meter aardgas.