Persoonlijke instellingen

Loots H.A.

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark
Versie op 4 mrt 2011 16:23 van Iris (Overleg | bijdragen)

Tegenwoordig kan een universiteitsbestuurder met zijn mobiele telefoon, elektronische zakagenda en laptop overal werken en overal bereikbaar zijn. In de begintijd van de THE was er slechts één plek die als mobiel kantoor kon worden aangemerkt. Dat was de dienstauto met ruime achterbank, waar gelezen, geschreven of geparafeerd kon worden. Eindhovenaar H.A. (Huub) Loots (*1938) nam in 1959 op 21-jarige leeftijd plaats achter het stuur om daar pas drieënveertig jaar later achter vandaan te komen. In september 2002 ging hij met pensioen, na een slordige drie miljoen kilometers gereden te hebben in dienst van curatoren, rectoren, voorzitters en andere gezagsdragers. Sinds 1968 woont Loots in een van de twee dienstwoningen op het TU/e-terrein. Hij werd geboren in Tongelre, in een gezin van negen kinderen. Hij herinnert zich dat er aan het begin van de jaren vijftig nog gevoetbald kon worden op de drassige velden waar later de gebouwen van de Hogeschool verrezen. “Het terrein werd de Beemd genoemd. In de weilanden stonden de koeien van boer Leijten. Dwars over het terrein liep het Zwarte pad, van Tongelre naar Woensel.” Zijn ouders waren de uitbaters van buurtcafé ‘De Heidebloem’. Maar net zomin als zijn broers of zussen had Huub zin om dat café over te nemen. Autotechniek trok hem meer. Hij volgde een avondcursus bij de Rijks Automobiel Centrale en schreef in 1959 op advies van zijn broer Charles, die al drie jaar bij de THE werkte, een sollicitatiebrief. Binnen een paar dagen was zijn aanstelling een feit en mocht hij een van de twee Chevrolets van de THE besturen, benzineslurpers die een op vijf liepen. Het waren de dagen dat een liter benzine een kwartje kostte en dat rijksinstellingen ook nog korting aan de pomp kregen. “Weinig mensen hadden een auto. Voor het Paviljoen stonden misschien twintig Fiatjes of Dafjes geparkeerd.”

Inhoud

Posthumus


De bestuurders uit die dagen waren veel op weg. Er werd immers veel gebouwd en daarvoor was vaak overleg in Den Haag nodig. Zo was Loots vaak op pad met rector magnificus prof.dr. K. Posthumus, zeker toen die adviseur van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en later regeringscommissaris werd, waarvoor hij ook wel eens in de Tweede Kamer moest optreden. “De politicus prof. dr. I.A. Diepenhorst was een goede vriend van Posthumus. Diepenhorst was een scherp en vinnig mannetje. Als Posthumus in de Tweede Kamer moest zijn, ging ik wel eens op de tribune zitten. Dan volgde ik zo’n debat waarin ze elkaar in de haren vlogen. Maar na afloop gingen ze eten en met zeven, acht man zag je ze dan arm in arm naar hotel Des Indes zwieren.” Posthumus was volgens Loots iemand van de oude stempel, die op zijn strepen stond. “Maar hij was absoluut een man met humor en gevoel. Mijn vrouw had een keer onze eigen auto tegen een paaltje geparkeerd. Ik kwam dus in niet zo’n beste stemming ’s morgens op het werk. Toen Posthumus hoorde wat er gebeurd was, bood hij aan om de kosten van de reparatie voor zijn rekening te nemen.”

Prins Bernhard


“Posthumus kwam overal. Hij was echt dé man van de THE in die tijd. Hij was een goede vriend van prins Bernhard en een paar keer per jaar moest ik hem naar Soestdijk rijden. Hij wilde dan dat ik mijn handschoenen aantrok. Een half uur voordat we aankwamen, stopten we bij een wegrestaurant waar hij zijn tanden ging poetsen. Ik mocht hem voor de deur van het paleis afzetten en werd zelf door een lakei meegenomen naar de kelder. Ik herinner me nog de dikke lagen tapijten en de muffe stank die daar hing. Ik kreeg thee met een koekje. Bernhard bracht Posthumus na afloop van het bezoek via het bordes naar mijn auto en zei dan “voorzichtig rijden met deze man, chauffeur, want we kunnen hem niet missen.” Ik bracht Posthumus ook wel eens naar Drakestein,waar prinses Beatrix en prins Claus woonden. Dat waren mooie tijden. In 1966 heb ik de rector naar het huwelijk van Beatrix en Claus in Amsterdam gebracht. We stonden met een groepje chauffeurs te kijken toen er vanuit het publiek rookbommen gegooid werden. De politie reageerde furieus. Mijn collega uit Wageningen hebben ze met de platte lat flink in elkaar geslagen. Ons doen ze niks, had hij tevoren nog geroepen. Nee, dat zal niet, zei ik.” Ook na zijn pensionering maakt Loots af en toe nog een rit voor universiteitsbestuurders. Zo kon het gebeuren dat hij in zijn loopbaan aanwezig was bij alle koninklijke bijzettingen in de Grote Kerk in Delft, van koningin Wilhelmina, prins Claus, koningin Juliana tot prins Bernhard.

De Quay


De curatoren van de THE maakten ook wel eens gebruik van de dienstwagen. Dr. J.E. de Quay, oud-premier en president-curator, had zelf geen auto en Loots moest hem vaak halen en brengen. “Jan de Quay was een gemoedelijk mens. Toen we hier in Eindhoven langs het nieuwe gebouw van de Boerenleenbank reden, keek hij zo eens schuin uit het raam van de wagen naar boven. ‘Kijk eens meneer Loots, die arme boertjes toch!’ Hij gaf me wel eens vijf gulden voor de spaarpot van de kinderen. Het was jarenlang heel gewoon dat iedereen sigaren of sigaretten zat te roken in de auto. Alleen Ackermans en Van Lint deden dat niet. Ik herinner me nog dat de eerste voorzitter van het College van Bestuur, Kooij, zijn brandende pijp opborg onder de hoofdsteun van de autostoel tot die begon te smeulen.” In de jaren zestig liep de weg die nu de A2 is dwars door Den Bosch richting Utrecht en Amsterdam. In Den Bosch werd al het Noord-Zuid verkeer over het Heetmanplein geloodst, een ingewikkeld verkeerskruispunt met een enorm aantal verkeerslichten, naar ontwerp van de Eindhovense hoogleraar Heetman: “Ik heb Heetman wel eens gevraagd hoe hij in ’s hemelsnaam zo’n afschuwelijk plein heeft kunnen ontwerpen. Collega’s mopperden er ook vaak over. Als ik ze dan vertelde dat het een ontwerp was van een Eindhovense hoogleraar keken ze me glazig aan.”

Van Lint


Rector magnificus prof.dr. J.H. van Lint moest vaak voor vergaderingen in Utrecht zijn. Loots herinnert zich dat er op een avond zo’n bijeenkomst was in het oude Academisch Ziekenhuis. “Die duurde hem blijkbaar te lang. Op een gegeven moment zag ik een raam opengaan en daar sprong Van Lint uit, meteen de auto in. Hij ging vóór het werk vaak zwemmen in Son. Als hij te laat was, trok hij achter bij mij in de auto zijn sportkleren uit om zich netjes te verkleden. In 1995 heb ik met hem en met de decaan van de faculteit Technische Bedrijfskunde, Bemelmans, nog meegedaan aan een studententriatlon. Samen waren we 180 jaar oud, maar we lieten toch nog zeven studententeams achter ons. Van Lint wilde altijd presteren, dus die vond dat geweldig.” Natuurlijk waren er verschillen in het aantal externe afspraken van bestuurders. “Collegevoorzitter Ter Heege was een rustige man. Ik denk dat ik hem in al die jaren gemiddeld een keer in de week naar een afspraak buiten de deur moest rijden. Toen zijn opvolger De Wilt aantrad, werd het veel hectischer. Ik heb in mijn tijd veel ministers meegemaakt: Veringa, Cals, Van Kemenade, Pais, Trip, Deetman en Ritzen, en kwam hun chauffeurs vaak tegen. Ik zou heel wat verhalen over die hoge heren kunnen vertellen. Maar net zoals pastoors en medici houden chauffeurs hun beroepsgeheimen voor zich.”