Persoonlijke instellingen

Krishna Prasad K.

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark
(Verschil tussen bewerkingen)
(Wereldbank)
(Family cooker)
 
(3 tussenliggende versies worden niet weergegeven)
Regel 15: Regel 15:
Rond diezelfde tijd was gepensioneerd medewerker J. Overhaart van de vakgroep Aangepaste Technologie (afdeling der Technische Bedrijfskunde) bezig met een eigen project. Hij had een oud Amerikaans ontwerp voor een simpele kachel uit 1800 gecombineerd met zijn ervaringen in de Hongerwinter en ontwierp een nieuw rookvrij familiefornuis bestemd voor de ontwikkelingslanden. Door middel van het reguleren van trek kon er op een soort plattebuiskacheltje gekookt worden. Volgens Overhaart kon het kacheltje van materialen als oliedrums, autowrakken of petroleumblikken gemaakt worden. Als brandstof kon van alles dienen: bamboe, hout, boomschors of koemest. In 1978 bleek dr. E. Fergusson van het Philips Natuurkundig Laboratorium geïnteresseerd in het THE-kooktoestel. Hij maakte deel uit van een groep die met geld van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking onderzoek deed naar energieproblemen in de Sahellanden. Fergusson nam contact op met Krishna Prasad, die intussen de projectcoördinatie van De Vries had overnomen. Uit de literatuur bleek dat de energie-efficiëntie van bestaande kooktoestellen tussen de drie en tien procent lag. Als natuurkundige vond Fergusson het vreemd dat er een factor drie verschil bestond en Krishna Prasad startte een onderzoek naar kooktoestellen. Hij onderzocht ook het THE-ontwerp van Overhaart. “Onder laboratoriumcondities vonden we een efficiëntie van achttien procent. Maar we kwamen tot de conclusie dat het bij kooktoestellen daar niet alleen om ging.” De groep schreef een projectvoorstel en kreeg van 1980 tot 1987 subsidie om het onderzoek te verdiepen. In die periode werd een groot aantal ontwerpen voor ''cookstoves ''onderzocht en herontworpen. “Ons belangrijkste uitgangspunt was dat er nogal veel verschil zat tussen de gebruikers van ''woodstove ''ovens. De meeste gebruikers verzamelen brandstof in plaats van het te kopen. Bovendien gebruiken ze verschillende soorten brandstof, zoals hout of koemest, in verschillende seizoenen. En er worden heel verschillende soorten voedsel bereid op die kacheltjes. We kwamen tot de conclusie dat het onmogelijk was om tot één ontwerp voor een kachel te komen.”
Rond diezelfde tijd was gepensioneerd medewerker J. Overhaart van de vakgroep Aangepaste Technologie (afdeling der Technische Bedrijfskunde) bezig met een eigen project. Hij had een oud Amerikaans ontwerp voor een simpele kachel uit 1800 gecombineerd met zijn ervaringen in de Hongerwinter en ontwierp een nieuw rookvrij familiefornuis bestemd voor de ontwikkelingslanden. Door middel van het reguleren van trek kon er op een soort plattebuiskacheltje gekookt worden. Volgens Overhaart kon het kacheltje van materialen als oliedrums, autowrakken of petroleumblikken gemaakt worden. Als brandstof kon van alles dienen: bamboe, hout, boomschors of koemest. In 1978 bleek dr. E. Fergusson van het Philips Natuurkundig Laboratorium geïnteresseerd in het THE-kooktoestel. Hij maakte deel uit van een groep die met geld van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking onderzoek deed naar energieproblemen in de Sahellanden. Fergusson nam contact op met Krishna Prasad, die intussen de projectcoördinatie van De Vries had overnomen. Uit de literatuur bleek dat de energie-efficiëntie van bestaande kooktoestellen tussen de drie en tien procent lag. Als natuurkundige vond Fergusson het vreemd dat er een factor drie verschil bestond en Krishna Prasad startte een onderzoek naar kooktoestellen. Hij onderzocht ook het THE-ontwerp van Overhaart. “Onder laboratoriumcondities vonden we een efficiëntie van achttien procent. Maar we kwamen tot de conclusie dat het bij kooktoestellen daar niet alleen om ging.” De groep schreef een projectvoorstel en kreeg van 1980 tot 1987 subsidie om het onderzoek te verdiepen. In die periode werd een groot aantal ontwerpen voor ''cookstoves ''onderzocht en herontworpen. “Ons belangrijkste uitgangspunt was dat er nogal veel verschil zat tussen de gebruikers van ''woodstove ''ovens. De meeste gebruikers verzamelen brandstof in plaats van het te kopen. Bovendien gebruiken ze verschillende soorten brandstof, zoals hout of koemest, in verschillende seizoenen. En er worden heel verschillende soorten voedsel bereid op die kacheltjes. We kwamen tot de conclusie dat het onmogelijk was om tot één ontwerp voor een kachel te komen.”
-
[[Bestand:Lemma Krishna Prasad Foto 1.jpg|thumb|left|500px|'''Titel:''' Experimentele houtkachel in laboratorium bij TU/e '''Jaar:''' 1982 '''Foto:''' [[archief TU/e]] ]]
+
[[Bestand:Lemma Krishna Prasad Foto1.jpg|thumb|left|350px|'''Titel:''' Experimentele houtkachel in laboratorium bij TU/e '''Jaar:''' 1982 '''Foto:''' [[archief TU/e]] ]]
=== Wereldbank ===
=== Wereldbank ===

Huidige versie per 3 okt 2018 08:46

Technologie is een vliegwiel voor veranderingen in ontwikkelingslanden. In de eerste vijftig jaar van haar bestaan heeft de TU/e met wisselende intensiteit onderzoek gedaan op dat gebied. Dat gebeurde onder andere in het Centre for International Cooperation Activities, CICA. Maar ook op andere plaatsen binnen de instelling, zoals de afdeling der Technische Natuurkunde. Daar gaf in de jaren zeventig en tachtig prof.dr. D.A. de Vries leiding aan een team dat zich met duurzame technologie voor ontwikkelingslanden bezighield. In 1977 kwam de natuurkundige dr. K. (Kalkunte) Krishna Prasad (*1932) voor een sabbatical leave samen met zijn vrouw uit India naar deze Eindhovense groep om onderzoek te doen naar fluid dynamics. Het was aanvankelijk de bedoeling om een jaar te blijven, maar Krishna Prasad bleef als medewerker aan de TU/e verbonden tot zijn pensionering in 1995.


Inhoud

India


De voorouders van Krishna Prasad kwamen uit het kleine dorpje Kalkunte, waar zijn grootvader een Hindoe-priester was. Krishna Prasad volgde een opleiding aan een College in Bangalore. Kort voor de onafhankelijkheid van India in 1947 behaalde hij zijn middelbare schooldiploma en ging hij werktuigbouwkunde studeren. Hij zette daarna zijn studie voort aan het Indian Institute of Science in Bangalore, waar hij natuurkunde studeerde en vertrok daarna naar de University of Illinois voor promotieonderzoek op het gebied van warmteoverdracht. “In Amerika heb ik me beziggehouden met het numeriek modelleren van stromingsdynamica op grote computers. Toen ik terugkwam in India, werd ik hoogleraar in Bangalore en begon ik na te denken over wat er in mijn land gaande was en wat er nodig was om het te veranderen. Met wat collega’s schreven we een aantal artikelen en we discussieerden veel. We waren ervan overtuigd dat we als wetenschappers moesten werken aan de ontwikkeling van het land, naast het werken aan luxe onderzoeksonderwerpen als fluid dynamics. Premier Nehru starttte een groot programma om de ontwikkeling van het platteland aan te pakken. Ook Ghandi had het onderwerp al aangeroerd en zijn invloed was heel groot.”

Hoe kwam Krishna Prasad bij de THE terecht? “In India was ik een van de initiatoren van onderzoek naar het gebruik van techniek op het platteland. Ik kon een sabbatical krijgen, maar wilde niet naar Engeland. Ik had de tijd vóór de onafhankelijkheid nog meegemaakt en koos voor een ander land. Ik stuitte op publicaties van De Vries uit Eindhoven en schreef hem een brief. ”


Family cooker


Rond diezelfde tijd was gepensioneerd medewerker J. Overhaart van de vakgroep Aangepaste Technologie (afdeling der Technische Bedrijfskunde) bezig met een eigen project. Hij had een oud Amerikaans ontwerp voor een simpele kachel uit 1800 gecombineerd met zijn ervaringen in de Hongerwinter en ontwierp een nieuw rookvrij familiefornuis bestemd voor de ontwikkelingslanden. Door middel van het reguleren van trek kon er op een soort plattebuiskacheltje gekookt worden. Volgens Overhaart kon het kacheltje van materialen als oliedrums, autowrakken of petroleumblikken gemaakt worden. Als brandstof kon van alles dienen: bamboe, hout, boomschors of koemest. In 1978 bleek dr. E. Fergusson van het Philips Natuurkundig Laboratorium geïnteresseerd in het THE-kooktoestel. Hij maakte deel uit van een groep die met geld van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking onderzoek deed naar energieproblemen in de Sahellanden. Fergusson nam contact op met Krishna Prasad, die intussen de projectcoördinatie van De Vries had overnomen. Uit de literatuur bleek dat de energie-efficiëntie van bestaande kooktoestellen tussen de drie en tien procent lag. Als natuurkundige vond Fergusson het vreemd dat er een factor drie verschil bestond en Krishna Prasad startte een onderzoek naar kooktoestellen. Hij onderzocht ook het THE-ontwerp van Overhaart. “Onder laboratoriumcondities vonden we een efficiëntie van achttien procent. Maar we kwamen tot de conclusie dat het bij kooktoestellen daar niet alleen om ging.” De groep schreef een projectvoorstel en kreeg van 1980 tot 1987 subsidie om het onderzoek te verdiepen. In die periode werd een groot aantal ontwerpen voor cookstoves onderzocht en herontworpen. “Ons belangrijkste uitgangspunt was dat er nogal veel verschil zat tussen de gebruikers van woodstove ovens. De meeste gebruikers verzamelen brandstof in plaats van het te kopen. Bovendien gebruiken ze verschillende soorten brandstof, zoals hout of koemest, in verschillende seizoenen. En er worden heel verschillende soorten voedsel bereid op die kacheltjes. We kwamen tot de conclusie dat het onmogelijk was om tot één ontwerp voor een kachel te komen.”

Titel: Experimentele houtkachel in laboratorium bij TU/e Jaar: 1982 Foto: archief TU/e

Wereldbank


Krishna Prasad hield zich vervolgens bezig met het ontwerpen van ontwerpregels voor kooktoestellen. Medewerkers van de groep trokken naar landen als Burkina Faso, Ruanda, Kenia, Peru, Indonesië en Ethiopië. Het project kon helaas niet naar tevredenheid worden afgerond. De groep van Krishna Prasad zorgde voor de technologische back-up en de kennis in grote internationale projecten, die vaak gesteund werden met geld van de Wereldbank. Maar het management van de projecten behoorde niet tot hun verantwoordelijkheden. Ervaring en middelen ontbraken en er werd een samenwerking aangegaan met een Utrechtse groep van consultants. Die kwam echter pas in 1985 uit de startblokken en twee jaar daarna stopte de subsidie voor Eindhoven. Sinds zijn pensionering wordt Krishna Prasad nog regelmatig benaderd als adviseur bij energievraagstukken, onder andere door studenten die werken aan ontwikkelingsprojecten in de derde wereld.

International Neighbour Group


Krishna Prasad vertelt dat hij destijds heel goed werd ontvangen binnen de THE-gemeenschap. Iedereen in het lab sprak Engels, en wanneer hij in het Nederlands een treinkaartje kocht, kreeg hij antwoord in het Engels. In die jaren was de International Neighbour Group, die buitenlandse gastonderzoekers aan de THE begeleidde, heel actief: “Ik heb er veel vrienden gemaakt. Wanneer je nu over de TU/e-loopbruggen wandelt, hoor je veel meer vreemde talen dan vroeger. Ik moet wat lachen over de inburgeringsplannen van de Nederlandse regering. De Hogeschool zorgde in die tijd prima voor de inburgering van buitenlandse medewerkers. Ik voel me hier thuis. Mijn vrouw werkt nog op de TU/e en we hebben geen plannen om terug te keren naar India.”


Bangalore


Om de twee jaar bezoekt hij zijn vaderland. Meer dan zestig procent van de Indiase bevolking leeft nog op het platteland. Net als in China vindt er op dit moment een grote trek plaats naar de steden. Studenten hebben niet meer zo’n belangstelling voor conventionele ingenieursvakken of onderwerpen als landbouwtechnologie. En Krishna Prasad geeft ze geen ongelijk. “Software-ontwikkeling heeft een enorme aantrekkingskracht. Bangalore geldt als de belangrijkste plek op dit gebied en de hele wereld weet dat. Er gebeurt veel goed werk, maar er is nog steeds geen bedrijf zoals Microsoft uit ontstaan. Misschien dat dit nog een keer gebeurt.” Ook de TU/e onderhoudt contacten met het instituut in Bangalore, samen met Philips. En de laatste jaren neemt het aantal studenten uit India dat tijdelijk in Eindhoven studeert of een promotietraject volgt, toe. “De veranderingen in steden zoals Bangalore gaan enorm snel. Maar op het platteland verandert er nauwelijks iets. De Indiase overheid claimt dat tachtig procent van het platteland over elektriciteit beschikt. Dat mag zo zijn, maar slechts dertig procent van de huizen daar heeft elektrisch licht, laat staan andere apparaten. Dus het probleem van modernisering is nog steeds groot, omdat het leven op het platteland gepaard gaat met grote armoede. Dus zo’n woodstove oven is daar nog steeds actueel.” Dat wordt bevestigd in maart 2006 wanneer het nieuws de kranten haalt, dat Philips Research bezig is met de ontwikkeling van een veilige en energiezuinige houtoven.