Persoonlijke instellingen

Kivits H.P.M.

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark
Titel: Puntjes op de i: Kivits en medewerkers van het Pixe-project Jaar: april 1980 Foto: Archief TUE

Dr.ir. H.P.M. (Henk) Kivits (*1953) ging in 1971 scheikundige technologie studeren en promoveerde in 1980 bij prof.dr. H.L. Hagedoorn (afdeling der Technische Natuurkunde) op een in het cyclotron uitgevoerd onderzoek. Hij begon zijn loopbaan als oprichter en directeur van Intercai, een adviesbureau op het gebied van telecom en informatica. Intercai groeide uit tot een onderneming met een paar honderd consultants en veertig miljoen gulden omzet per jaar. Kivits stapte daarna over naar KPN, waar hij algemeen directeur Multimedia werd. In 1996 was hij met Endemol en Philips betrokken bij het initiatief voor een nieuwe commerciële tv-zender. Kivits werd directeur van Sport 7, maar na de nodige Hilversumse-, Haagse- en KNVB-commotie viel al na tien weken het doek voor die zender. Na een periode waarin hij interimfuncties bekleedde, werd hij door een headhunter benaderd voor de hoogste functie bij Holland Casino. Daarnaast werd operaliefhebber Kivits bestuursvoorzitter van Opera Zuid. Hij heeft ook commissariaten en bestuursfuncties bekleed bij het Chassé theater in Breda, bij Twinning, Simac, het MECC, Media Plaza en bij De Efteling. Kivits is getrouwd en heeft drie zonen. Twee van hen zijn ook TU/ealumni. Koen Kivits studeerde technische natuurkunde en trad in dienst bij ASML. Bart deed bouwkunde en maakte carrière bij Heijmans.

Inhoud

Studievrienden


“Ik ben de eerste uit de familie die ging studeren en kreeg een kamer in Eindhoven bij een oom van mijn vader. Daar ben ik twee jaar gebleven en daarna kwam ik in huis bij een weduwe die me als een soort pleegzoon opving. Ik maak nog steeds deel uit van een vriendenclub uit Oss die aan de THE heeft gestudeerd. Al dertig jaar komen we twee keer per jaar met partners bij elkaar. De THE voelde in het begin aan als een voortzetting van school. Iedere ochtend liepen we college. ’s Middags kregen we practicum tot half zes en vrijdagmiddag wiskunde-instructie. Tussen de middag gingen we kaarten. Misschien dat ik daar wel de basis voor mijn Holland Casino affiniteit heb gelegd! Het prettige van studeren in een clubje is dat de sociale controle iedereen bij de les houdt. Iedere donderdagavond gingen we naar de AOR. Eerst nasi eten in de mensa, drie keer bijscheppen en daarna kaarten. Wij kwamen naar Eindhoven om te studeren; mijn jongere broer kwam later naar Eindhoven om student te zijn. Hij heeft dan ook zes jaar over zijn propedeuse gedaan. Met studentenacties hielden we ons niet bezig. We zijn in ons tweede studiejaar in het Hoofdgebouw wel naar de bezetters van de studentenadministratie gaan kijken. Die lagen daar op hun luchtbedden. Het was voor ons net aapjes kijken. We haalden onze schouders op en gingen weer aan het werk. Van onze docenten herinner ik me nog lector dr. Stein. Hij kon fantastisch college geven, maar wanneer iemand in die volle collegezaal van T-Laag ook maar éven probeerde zijn muil open te doen, haalde hij verbaal uit. Van de wiskundigen herinner ik me prof.dr.ir. Schurer, ook een goede docent. Ik heb aan de THE geleerd om alles logisch te benaderen. Ik ben zo analytisch als het maar kan. Redeneren, logisch opbouwen, met analogieën werken. Dat zijn mijn tools. Ik gebruik het vak wiskunde 49 nog vaak: statistiek. En van die logische redeneertrant heb ik nog elke dag plezier. Maar ik denk dat ik mijn academische verbreding pas na de studie heb verworven.

Promotie


Titel: De controlekamer van het cyclotron rond 1980 Foto: Archief TU/e
Ik ben in 1976 bij prof. Tinus Tels van de afdeling Scheikundige Technologie afgestudeerd op de extractie van zware metalen uit afvalslib. Door mijn afstudeeronderzoek kregen we connecties bij de afdeling Technische Natuurkunde. Ik heb natuurkunde altijd interessant gevonden en vond een promotieplaats bij prof. Hagedoorn in het cyclotron. Hij stimuleerde zijn studenten en promovendi om te zoeken naar toepassingen van de detectietechnieken van dat cyclotron. We hielden ons bezig met sporenelementenonderzoek of Pixe, dat stond voor Particle Induced X-ray Emission. Snelle deeltjes uit het cyclotron schieten op samples, waarbij röntgenstraling vrijkomt. Aan het stralingsspectrum kun je dan zien welke elementen er in het onderzochte materiaal zitten. Wetenschappelijk bestond er best een afstand tussen de fysici en de scheikundigen in dat natuurkundige bolwerk. De kernfysici in dat laboratorium waren allemaal bollebozen die zich bezighielden met ingewikkelde onderwerpen als het derde isotoop van tritium. Ik ben altijd nogal praktisch bezig geweest, dus het zoeken naar toepassingen van die detectiemethode was me op het lijf geschreven. We deden milieumetingen aan luchtstofmonsters. Maar we schoten onze snelle deeltjes ook op verfmonsters van oude schilderijen om die beter te kunnen dateren. Dan kwam er zo’n conservator op bezoek in het lab, met een Maria Magdalena van een zeventiende-eeuwse schilder. Daar schraapten wij dan een miniem kruimeltje verf van af. In het gebruikte lood, koper of kobalt in de verf konden we sporenelementen detecteren die vergeleken werden met verf van gecertificeerde oude meesterwerken. Voor dat soort klussen kreeg het laboratorium vijftienhonderd gulden. We zochten ook naar medische toepassingen. Mijn collega Robbie van den Bosch was in die tijd al bezig met jodium 123, dat nog steeds gebruikt wordt bij onderzoek naar afwijkingen van de schildklier. Later is op basis van dat werk het bedrijf Cygne ontstaan. Een van mijn afstudeerders, Gerd Wynhoven, is daar jarenlang directeur geweest.

Selenium en kanker


Een van de praktische toepassingen van cyclotrontechniek was het detecteren van selenium in bloed. Ik had in een Amerikaans artikel gelezen dat er een verband was aangetoond tussen het aanwezig zijn van selenium in het bloed en kanker. Statistieken wezen uit dat een hoog percentage selenium duidde op gezondheid en een laag percentage op de aanwezigheid van tumoren. In het periodiek systeem der elementen is selenium te vinden in hetzelfde rijtje als zwavel. Zoals jodium onder broom en chloor staat. Elementen uit zo’n verwant rijtje blijken in de natuur ook altijd in elkaars buurt voor te komen. Als mineraalwater veel natrium bevat, zit er meestal ook kalium en een beetje strontium in. In die tijd was het zogenaamde moermandieet voor kankerpatiënten een hot topic. In Nederland praktiseerden vijf artsen volgens de voorschriften van de arts Moerman en er ontstond een soort stammenstrijd tussen de reguliere en de niet-reguliere gezondheidszorg. Ik heb veel doodzieke mensen ontmoet die in vertwijfeling heimelijk een moermanarts bezochten. Kwam de reguliere specialist daar achter, dan staakte die zijn behandeling. In het Eindhovens Dagblad las ik een artikel over Moerman. Hij had al voor de oorlog geconstateerd dat duiven van bepaalde bultjes en vlekjes genazen, wanneer je zwavel in hun voer bijmengde. Hij schreef dus ook zwavel voor in zijn dieet voor kankerpatiënten. Moerman was geen chemicus en wist waarschijnlijk niet dat selenium in het periodiek systeem in het zwavelrijtje te vinden is. Mijn veronderstelling was, dat voedingsstoffen met veel zwavel ook wel eens veel selenium zouden kunnen bevatten. Denk maar aan uien, knoflook en eieren. Ik ben dat met twee afstudeerders gaan onderzoeken. We zochten Moerman, die een jaar of negentig was, in Vlaardingen op en hij vond ons idee geweldig. Hij had jarenlang gevochten voor erkenning. Dat moermandieet was nogal streng. Koffie en tabak waren strikt verboden, maar mooi dat we met hem aan de keukentafel koffie zaten te drinken terwijl hij vrolijk een dikke bolknak opstak. En hij rende kwieker een trap op dan ik!

Bloedmonsters


Bij een moermanarts in Berlicum verzamelden we bloedmonsters van kankerpatiënten en die vergeleken we met soortgelijke monsters van dienstplichtige militairen. De gezonde soldaten bleken inderdaad een veel hoger seleniumgehalte in het bloed te hebben dan de kankerpatiënten. Aan een druppeltje bloed kon je dus inderdaad met vrij grote zekerheid aflezen of iemand kanker zou kunnen hebben. We wilden als jonge onderzoekers de wereld verbeteren en met ons onderzoek patiënten helpen. We vonden het geen probleem om daarvoor op ongebruikelijke tijden te werken. Overdag hadden de kernfysici namelijk bundeltijd in het cyclotron en pas ’s avonds, ’s nachts en in het weekend mochten wij over het cyclotron beschikken. We hielden ons op de been met chinees eten. Ik heb destijds uitgerekend dat we daarvan 250 kilo moeten hebben ingeslagen. Tijdens mijn promotie-onderzoek werkten we met zes afstudeerders en wel twintig stagiairs. Die vonden het spannend om luchtstofmonsters, oude schilderijen of bloed te onderzoeken. Toen ik aan mijn proefschrift begon, kreeg ik van het College van Bestuur te horen dat men het heel leuk vond wat ik deed. Maar wilde ik mijn wetenschappelijke loopbaan vervolgen, dan moest ik het onderzoek tot normale proporties terugbrengen. Ik vond dat nogal onrechtvaardig en ben direct naar Hagedoorn gestapt om hem mee te delen dat ik na mijn promotie zou vertrekken. Achteraf bekeken paste mijn over-energieke houding op dat moment niet zo binnen dat instituut. Ik had waarschijnlijk wat te veel drive en maakte tachtig, negentig uur in de week. Veel oog voor de interne verhoudingen tussen de afdelingen had ik niet. Ik besloot dus ander werk te zoeken en schreef DSM een sollicitatiebrief. Via die DSM-sollicitatie kwam ik bij Intercai terecht en zo begon mijn loopbaan buiten de wetenschap. Mijn scope is in de loop der jaren veel breder geworden. Maar of het nou gaat om het besturen van een operagezelschap, van een ict-onderneming of een consultancy bedrijf: heel veel van de processen zijn vergelijkbaar. Ik probeer overal analogieën van te maken; als iets in de ene wereld werkt, waarom zou het dan in die andere wereld ook niet kunnen werken? Dat zit er bij mij ingeramd en ik heb er baat bij.

Holland Casino


Ik vind kaarten leuk en houd van spelletjes. ‘Kivits wint jackpot’ zou als krantenkop echter verkeerd overkomen, dus mag ik als voorzitter van Holland Casino in eigen land niet gokken. Ben ik in Las Vegas of Moskou, dan speel ik voor de lol en geef dan honderd dollar uit. Om geld te verdienen moet je niet gaan gokken, want uiteindelijk verliest de speler altijd. Als je roulette speelt, weet je dat de bank 2,3 procent voordeel heeft. Je kunt misschien een keer mazzel hebben, maar je moet naar het Casino gaan voor een gezellig avondje, niet om geld te verdienen. We hebben in 2005 bijna zevenhonderd miljoen euro omgezet. Daar zijn 6.5 miljoen mensen voor over de vloer gekomen, die gemiddeld 105 euro bij ons achterlaten. Dat kost dus in feite zo’n avondje uit.”