Persoonlijke instellingen

James Klont

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark

De naam is Klont, James Klont”. Met deze variant op een legendarisch filmcitaat wordt in de film ‘Boter, kaas en eieren’ uit 1969 een Eindhovense evenknie van de Britse filmheld geïntroduceerd. Wat is het verhaal achter deze Dekate Mousa-productie? Dekate Mousa (de tiende muze) begon in 1960 als activiteit van het Eindhovens Studenten Corps (ESC) voor smalfilm-amateurs en als studentenfilmliga. Een kleine groep studenten maakte 8mm-films met door de vereniging gekochte apparatuur. Veel meer studenten zagen de speelfilms die werden vertoond in besloten kring: films die de morele toets van de katholieke filmkeuring niet konden doorstaan. Rond het midden van de jaren zestig kwam de fotografie erbij en werd Dekate Mousa zowel film- als fotovereniging. In de begintijd ontstond er binnen de vereniging een productieteam. Zo werden in opdracht van ESC en de tweede studentenvereniging SSRE diesvieringen in beeld vastgelegd. Studenten experimenteerden ook met andere genres. In 1966 startte een groepje Dekate Mousaleden de productie van de film ‘Boter, kaas en eieren’. Het was de bedoeling om een persiflage te maken op de populaire James Bond-films. De productie werd op 8mm-film opgenomen in zwart/wit met een losse geluidsband en geprojecteerd met een zelf ontwikkeld systeem om de projector en de bandrecorder synchroon te houden. Het Auditorium, de FT-Hal, E-Hoog en het Hoofdgebouw dienden als passende locaties voor een spannend verhaal. Pas in maart 1969 was de film rijp voor de première.

Inhoud

Ravissante blondine


De film begint met een bloedstollende spoorwegscène, waarbij een lijk op de rails wordt gedeponeerd. James Klont (special agent 4711, licensed to smell) raakt verwikkeld in een complot van een boosaardige organisatie die het gemunt heeft op het Nationale Luchtvaart Laboratorium (lees: de THE-gebouwen). In de laboratoria van Elektrotechniek geven bliepende oscilloscopen extra cachet aan de film. Een licht gestoorde onderzoeker danst er de tango met een van zijn vrouwelijke assistenten. Net als zijn Britse collega is James Klont, gespeeld door Hein van Laarhoven, een ladykiller. De hoogblonde secretaresse Tosca (Jacqueline de Man) van de gestoorde prof. Smorf valt als een blok voor geheim agent Klont. De makers schrokken er niet voor terug om in de film een, overigens decent gefilmde, vrijscène op te nemen, waarin onze held en de ravissante blondine uit de kleren gaan. De scène blijkt opgenomen te zijn in de kamer van prof. ir. W.L. Esmeijer van de afdeling der Werktuigbouwkunde, op de derde verdieping van het Hoofdgebouw. “We kregen na de première een briefje van hem. Hij vond dat onze heldin liggend op zijn bank ‘zo’n schattig tuniekje’ had gedragen”, vertelt regisseur Pleun Verhagen in 2006. Later schiet dezelfde femme fatale koelbloedig een boef dood die in beeld komt wanneer de deuren van een lift opengaan. Wanneer James Klont ontvoerd wordt, ontvouwt zich een scène die regelrecht vooruit lijkt te wijzen naar de hedendaagse cultfilm Reservoir dogs van Quentin Tarantino. Ongeveer een kwart van de film wordt gevuld met een serie achtervolgingsscènes in de kelders en gangen van de THEgebouwen. Er wordt heel wat afgeknald en een van de portiers van het Hoofdgebouw wordt genadeloos knock-out geslagen. Kosten noch moeite lijken voor de film gespaard te zijn. Aan het eind duiken er vijfentwintig militairen in gevechtstenue op, die rond de THE-gebouwen in een vuurgevecht verwikkeld raken met de bad guys. Van de Eindhovense brandweer was een generator met lampen geleend om nachtelijke scènes tussen de gebouwen te kunnen opnemen. De gemeentepolitie zette op een avond zelfs een deel van de Rechtestraat af om buitenopnames bij een café te kunnen maken. Een unicum is de speciale gastrol voor de minister van Buitenlandse Zaken mr. Jozef Luns, die in zijn Haagse burelen gefilmd is terwijl hij een telefoongesprek voert met K, de baas van Klont bij de Geheime Veiligheidsdienst (GVD). De film eindigt met een shot van Klont en Tosca die in elkaars armen in een rubber bootje op de (intussen al enige jaren gedempte) vijver voor het Hoofdgebouw ronddobberen.

Titel: Jacqueline de Man als Tosca in 'Boter, Kaas en Eieren' Jaar: 1969

Scenario


Pleun Verhagen tekende met twee medestudenten voor het scenario. Fred Florisse, die later enige landelijke bekendheid zal genieten in het cabaret Don Quishocking, schreef de titelsong. ‘Boter, kaas en eieren’ trok volle zalen in het Auditorium en TH Berichten meldt dat de makers extra voorstellingen moesten inlassen. “Er kwamen tot onze verrassing in totaal bijna duizend mensen op af. Dat had vooral te maken met mond-tot-mondreclame”, weet Verhagen zich te herinneren. Hij studeerde vanaf 1961 elektrotechniek aan de THE. Het idee om met andere Dekate-leden

gezamenlijk een film te gaan maken, ontstond in 1965 tijdens een lustrumviering. Verhagen bedacht het scenario samen met medestudent elektrotechniek Paul ’t Hoen tijdens een busreis op weg naar een symposium in Groningen. Samen maakten Verhagen en ’t Hoen een uitgebreid draaiboek. Ze verdiepten zich in filmbladen en in 1966 werd begonnen met de opnamen. “We dachten heel naïef dat we een film met zo’n driehonderdvijftig instellingen en vele locaties in augustus 1966 wel binnen acht dagen zouden kunnen opnemen”, herinnert Verhagen zich. Maar nadat er wat opnamen met de nieuwe Eumig 8mm-camera mislukten, liep de productie al snel vertraging op. “We moesten zo nu en dan opnamen overdoen en in de montage lopen dan ook heel wat verschillende locaties naadloos in elkaar over. Maar het bleef fantastisch om te doen.” In totaal hebben zo’n tachtig mensen meegewerkt aan de productie. “Cameraman Paul ’t Hoen zat op kamers bij een kolonel van de legerbasis Oirschot. Via hem kregen we het voor elkaar om een heel peloton soldaten te regelen. Die kwamen onder aanvoering van een cadet-vaandrig op een avond met een dikke DAF en een ééntonner het terrein oprijden. Jammer genoeg is door een fout het originele geluid van de bestorming van E-Hoog gewist.”

Garagehouder


Voor de mannelijke hoofdrol had Verhagen een net afgestudeerde ingenieur met de fysionomie van Sean Connery op het oog. “Maar die had net een baan gevonden bij het Philips Natlab en schrok nogal van het aantal dagen dat de filmopnamen hem zouden kosten.” Via via werd toen Hein van Laarhoven gescout, een garagehouder uit Eindhoven. “De Engelse sportwagen waarmee hij in het begin een oprijlaan komt opscheuren, kwam uit zijn garage.” Leading lady Jacqueline de Man kwam uit Oirschot en was bevriend met een van de studenten. “Mijn toenmalige vriendin werkte mee aan de verkiezingscampagne van de Katholieke Volkspartij (KVP). Zij vroeg minister Luns, lid van die partij, voor de gastrol. Hoewel zijn bureauchef op het ministerie het niet zag zitten, deed hij mee en mochten wij in Den Haag op zijn bureau de scène opnemen.”

Geluid


De studenten kregen veel medewerking van de THE. “We kregen zonder mankeren sleutels van de gebouwen en we mochten lampen, statieven en allerlei apparatuur van de Fotodienst en de toenmalige Instrumentatiedienst lenen.” Het geluid van de film is een verhaal apart. Sommige dialogen zijn live opgenomen, andere moesten worden overgedubt. “Jammer genoeg is de vrijscène door een wat te zakelijke vrouwenstem ingesproken, terwijl het zwoele stemgeluid van de hoofdrolspeelster perfect gepast zou hebben.” Richard Born, die verantwoordelijk was voor de filmmuziek, had een score met originele muziek gecomponeerd die hij zou opnemen met een orkest van studenten en medewerkers. Maar dat ging niet door, omdat de opnamen nogal uitliepen. In de plaats daarvan gebruikten de makers allerlei bestaande filmmuziek, onder andere uit de Bond-film You only live twice. “We waren bevriend met de leden van cabaretgroep Don Quishocking en Fred Florisse maakte voor ons een titelsong.”

Techniek


De studenten bedachten samen met THE-technicus Gerard Brugmans een ingenieus geluidssysteem dat garant moest staan voor het synchroon afdraaien van het door een Norris 8mmprojector vertoonde beeld en het op een bandrecorder afgespeelde geluid. De crux zat ’m in een serie piepjes die op een apart geluidsspoor naast het filmgeluid was opgenomen in het tempo van één piepje per filmbeeldje. Daarmee werd een stappenmotor één kant op gestuurd. Een magneetcontact in de projector sloot bij elk beeld één keer, waarmee de stappenmotor de andere kant op werd gestuurd. Het verschil in informatie werd gebruikt om de snelheid van de projector te regelen met een vaantje op de as van de stappenmotor en een fotocel. De stand van het vaantje bepaalde of er wel of geen licht viel op de fotocel en daarmee werd het regelcircuit van de projectormotor aangestuurd. De 8mm-film is opgenomen met een ongebruikelijke snelheid van 24 beeldjes per seconde op lichtgevoelig materiaal. Dat alles met het oog op het vervaardigen van een 16mm-kopie. Maar die is er nooit gekomen. Wel is er door een Dekate Mousa-lid een making of documentaire gemaakt.

Loopbaan


Veertig jaar later blijkt dat het maken van de film voor sommige makers verstrekkende gevolgen heeft gehad. Dat geldt niet zo zeer voor cameraman ir. Paul ’t Hoen (*1946) die in 1970 afstudeerde als elektrotechnisch ingenieur en na een loopbaan bij KPN en Lucent nu voorzitter is van het nationale regie-orgaan voor ict-onderzoek en -innovatie. Voor prof.dr.ir. Pleun Verhagen (*1943) had het maken van de Klontfilm een belangrijk effect op zijn carrière. “Ik had in die tijd een baantje als student-assistent bij de afdeling Elektrotechniek toen het Instituut voor Perceptie Onderzoek (IPO) op zoek ging naar iemand die een script kon schrijven en een film kon regisseren over een technisch onderwerp. Omdat James Klont enige bekendheid genoot binnen de THE kwamen ze bij mij terecht. Ik kreeg een aanstelling voor drie dagen per week bij de nieuwe Filmgroep en zo is het balletje gaan rollen. Ik ging instructiefilms maken en ben daarom onderwijskunde als bijvak gaan doen om me te verdiepen in de mogelijkheden en onmogelijkheden van onderwijsmedia. Uiteindelijk ben ik bij het IPO afgestudeerd op een technisch onderwerp, maar ik heb mijn verdere loopbaan gericht op het onderwijskundige gebruik van technologische media. Via het Mollerinstituut en de Katholieke Hogeschool Tilburg ben ik terechtgekomen bij de opleiding toegepaste onderwijskunde van de Universiteit Twente. Sinds 1997 ben ik daar opleidingsdirecteur en sinds 1999 ook hoogleraar.”