Persoonlijke instellingen

Innovatie 1979

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark
(Verschil tussen bewerkingen)
Regel 1: Regel 1:
-
== Innovatie ==
 
-
 
Voormalig rector magnificus prof.dr.ir. [[Trier A.A.Th.M. van | A.A.Th.M van Trier]] brengt in 1979 als minister van Wetenschapsbeleid een innovatienota uit. ''TH Berichten ''vraagt aan de voorzitter van het College van Bestuur hoe hij de rol van de Hogeschool ziet met betrekking tot innovatie. Drs. [[Heege H.J. ter | H.J. ter Heege]] is van mening dat die rol beperkt is. “Wij zijn goed in technische hoogstandjes. Deze kunnen innovatie ondersteunen. Primair is innovatie echter een zaak van het management.” Hij legt uit dat het werk dat de TH’s voor het bedrijfsleven doen wel veranderd is. Aanvankelijk werkten ze alleen samen met grote bedrijven als Philips of AKZO. “Voor die bedrijven deden we (en doen we uiteraard nog steeds) fundamenteel onderzoek. De kennis die hiermee werd vergaard, gebruikten zij in eigen laboratoria voor het ontwikkelen van feitelijke praktische kennis (het doen van toegepast onderzoek) en voor het ontwikkelen van producten. Een paar jaar geleden zijn we er mee begonnen ook de tweede fase, het ontwikkelen van praktische kennis, zelf te doen. Dat is erg belangrijk voor middelgrote en kleine bedrijven.” Ter Heege vertelt dat de voor die bedrijven in 1978 door het CvB ingestelde commissie Contacten Bedrijfsleven in het eerste jaar van haar bestaan honderdveertig vragen kreeg. “Daarvan hoorden er veertig niet bij ons thuis, zijn er veertig toegewezen aan de afdeling Technische Bedrijfskunde en is de rest aan andere afdelingen toegewezen.”
Voormalig rector magnificus prof.dr.ir. [[Trier A.A.Th.M. van | A.A.Th.M van Trier]] brengt in 1979 als minister van Wetenschapsbeleid een innovatienota uit. ''TH Berichten ''vraagt aan de voorzitter van het College van Bestuur hoe hij de rol van de Hogeschool ziet met betrekking tot innovatie. Drs. [[Heege H.J. ter | H.J. ter Heege]] is van mening dat die rol beperkt is. “Wij zijn goed in technische hoogstandjes. Deze kunnen innovatie ondersteunen. Primair is innovatie echter een zaak van het management.” Hij legt uit dat het werk dat de TH’s voor het bedrijfsleven doen wel veranderd is. Aanvankelijk werkten ze alleen samen met grote bedrijven als Philips of AKZO. “Voor die bedrijven deden we (en doen we uiteraard nog steeds) fundamenteel onderzoek. De kennis die hiermee werd vergaard, gebruikten zij in eigen laboratoria voor het ontwikkelen van feitelijke praktische kennis (het doen van toegepast onderzoek) en voor het ontwikkelen van producten. Een paar jaar geleden zijn we er mee begonnen ook de tweede fase, het ontwikkelen van praktische kennis, zelf te doen. Dat is erg belangrijk voor middelgrote en kleine bedrijven.” Ter Heege vertelt dat de voor die bedrijven in 1978 door het CvB ingestelde commissie Contacten Bedrijfsleven in het eerste jaar van haar bestaan honderdveertig vragen kreeg. “Daarvan hoorden er veertig niet bij ons thuis, zijn er veertig toegewezen aan de afdeling Technische Bedrijfskunde en is de rest aan andere afdelingen toegewezen.”
[[Category:Index A-Z]] [[Category:I]] [[Category:Varia]] [[Category:I-Bronvermelding]]
[[Category:Index A-Z]] [[Category:I]] [[Category:Varia]] [[Category:I-Bronvermelding]]

Versie op 4 mrt 2011 16:07

Voormalig rector magnificus prof.dr.ir. A.A.Th.M van Trier brengt in 1979 als minister van Wetenschapsbeleid een innovatienota uit. TH Berichten vraagt aan de voorzitter van het College van Bestuur hoe hij de rol van de Hogeschool ziet met betrekking tot innovatie. Drs. H.J. ter Heege is van mening dat die rol beperkt is. “Wij zijn goed in technische hoogstandjes. Deze kunnen innovatie ondersteunen. Primair is innovatie echter een zaak van het management.” Hij legt uit dat het werk dat de TH’s voor het bedrijfsleven doen wel veranderd is. Aanvankelijk werkten ze alleen samen met grote bedrijven als Philips of AKZO. “Voor die bedrijven deden we (en doen we uiteraard nog steeds) fundamenteel onderzoek. De kennis die hiermee werd vergaard, gebruikten zij in eigen laboratoria voor het ontwikkelen van feitelijke praktische kennis (het doen van toegepast onderzoek) en voor het ontwikkelen van producten. Een paar jaar geleden zijn we er mee begonnen ook de tweede fase, het ontwikkelen van praktische kennis, zelf te doen. Dat is erg belangrijk voor middelgrote en kleine bedrijven.” Ter Heege vertelt dat de voor die bedrijven in 1978 door het CvB ingestelde commissie Contacten Bedrijfsleven in het eerste jaar van haar bestaan honderdveertig vragen kreeg. “Daarvan hoorden er veertig niet bij ons thuis, zijn er veertig toegewezen aan de afdeling Technische Bedrijfskunde en is de rest aan andere afdelingen toegewezen.”