Persoonlijke instellingen

Embden, S.J. van

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark

“Als ik ’s morgens op mijn brommer naar de TH toe kom, en ik zie daar al dat glas en dat beton, ja, dan denk ik, as Den Haag es wat royaler was dat het heus wel beter kon.”

Inhoud

Monument?


De meningen over de uitstraling van de TU/e-gebouwen zijn al jaren verdeeld. ‘La noblesse du beton’, met deze poëtische woorden van architect Le Corbusier omschreef curator voor bouwzaken ir. Th.P. Tromp in 1963 het Hoofdgebouw, een ontwerp van ir. S.J. (Sam) van Embden (1904 - 2000). Sommigen zijn nog steeds verrukt over het strakke ensemble van late wederopbouwarchitectuur, anderen vinden het een verzameling grijze en slecht (te) onderhouden gebouwen. In 2006 laait de discussie over de gebouwen op wanneer de Eindhovense stichting Wederopbouwerfgoed de jarige TU/e de monumentenstatus voor een aantal markante gebouwen wil aanbieden. Het College van Bestuur is mordicus tegen het cadeau, omdat zo’n status de noodzakelijke aanpassingen van de gebouwen aan de eisen van de 21e eeuw ernstig in de weg zou staan. Hoe dan ook, foto’s van het Hoofdgebouw staan al jaren in de Gids voor moderne architectuur in Nederland.

Van Embden


Architect en stedenbouwkundige Van Embden geldt als een van de invloedrijkste wederopbouwarchitecten van Nederland. Opgeleid in Delft, vertrekt hij in 1948 als bouwmeester en docent naar de TH Bandung, waar in die tijd ook latere THE-hoogleraren als prof.dr. K. Posthumus, prof.dr. ir. J.G. Niesten en prof.dr. P. van der Leeden werkzaam zijn. Van Embden krijgt in Bandung de opdracht om een ontwerp te maken voor een nieuwe campus, maar dit zal nooit worden uitgevoerd. Men zou licht kunnen veronderstellen dat Van Embden via deze Bandung-connectie later de opdracht zal krijgen voor het ontwerpen van de THE-gebouwen. Maar ir. J.E.B. Wittermans, oud-medewerker van Van Embden, meent dat het anders is gelopen: “De directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst, ir. J.J.M. Aangenendt, had ervaring met Van Embden opgedaan bij diens eerste grote opdracht, het Dr. Neher Laboratorium van de PTT in Leidschendam. Wat Aangenendt zo aantrok in Van Embden, was dat hij bij elk plan een prijskaartje liet zien.” Dat architecten zich interesseerden voor prijzen van gebouwen had deze hoge ambtenaar nog nooit meegemaakt. Als lid van de Commissie-De Quay beveelt hij Van Embden vervolgens bij Tromp aan. In 1954 krijgt Van Embden de opdracht.

Keienburcht


Aangenendt raadt de Delftse architect aan om alle afspraken met de overheid als opdrachtgever vooral goed op papier te zetten. Voor de voorbereiding van de plannen wordt een klein bureautje opgezet op zolder van een huurhuis op het terrein van de voormalige gasfabriek in Eindhoven. Van Embden leidt de operatie, zijn collega ir. J.L.C. Choisy doet de vormgeving en ir. H.G. Smelt geeft invulling aan de praktische uitvoering en de detaillering. Van der Leeden, die in Bandung veel met Smelt en Van Embden heeft samengewerkt, vertegenwoordigt de Senaat. Na een tijdje verhuist het bouwteam naar een villa aan de Aalsterweg, in de volksmond de Keienburcht geheten, waar ook THE-secretaris drs. A.H.M. Wijffels kantoor houdt. De inrichting is minimaal. Er wordt vergaderd aan een oude door Philips afgedankte tafel of op de grond rond een groen nylon tapijt. “Nog jaren later, toen de TH reeds alleszins redelijk in het Paviljoen was gehuisvest, bleven de wekelijkse bijeenkomsten van de werkcommissie als ‘tapijtvergaderingen’ bekend staan, gesymboliseerd door een klein monstertje van de tapijtstof midden op de tafel.”

Het Paviljoen, een voorlopig gebouw


Titel: Ir.S.J. van Embden, architect van de TU/e-campus, opent een tentoonstelling in het Hoofdgebouw Jaar: 1982 Foto: Archief TUE

De THE moet heel snel uit de startblokken. Van Embden laat onderzoeken of het Don Boscohuis in het centrum van Eindhoven geschikt is als tijdelijke huisvesting. Het plan gaat van de baan als blijkt dat de gebruikers van dat complex niet elders ondergebracht kunnen worden. “Thans wordt een provisioneel gebouw opgezet voor de eerste twee jaren. Als op 1 augustus met de bouw kan worden gestart, dan zijn deze gebouwen in maart-april 1957 onder de pannen”, valt te lezen in de notulen uit 1956 van de Stichting Technisch Hoger Onderwijs in het Zuiden. Door de prefabconstructies en het gebruik van moderne materialen als schokbeton en Duvrisol Mevriet wordt het Paviljoen in de ongelooflijk korte tijd van elf maanden neergezet. Het gebouw komt in de woorden van Van Embden ‘grommend tot stand’ en gelet op de tijdelijke bestemming wordt bij de inwendige inrichting ‘de grootste soberheid betracht.’ Tijd is bij uitstek een relatief begrip. Het Paviljoen haalt de 21e eeuw, en hoewel niet alle gebruikers tevreden zijn over de klimaatbeheersing en de uitstraling, zelfs het tweede decennium daarvan. Pas in 2018 staat het ooit als 'Provisorium' aangeduide gebouw op de nominatie voor sloop.

Titel: De campus krijgt vorm. Links het voltooide E-hoog, midden het voltooide Hoofdgebouw, rechts T-hoog in aanbouw. Jaar: 1962 Foto: Archief TUE

Plannen


In juni 1958 komen acht ministers in Eindhoven op bezoek en Van Embden legt hen zijn plannen voor. Hij ziet de THE als een samenhangende gemeenschap. Men moet het gevoel hebben dat men binnen één huis woont. Dat idee heeft hij uit zijn eerste gesprekken met rector magnificus prof.dr. H.B. Dorgelo opgepikt. Dat betekent dat de gebouwen met elkaar verbonden moeten zijn. Van Embden zal heel bewust kiezen voor een zakelijke, industriële uitstraling van de gebouwen. “Het is de bedoeling dat de behuizing van de TH straks vrijelijk en zelfs met nadruk haar industriële afkomst zal tonen en docenten en studenten een milieu zal bieden, dat verwant is met een wellicht wat geïdealiseerd fabriekscomplex, dat wil zeggen dat de aanstaande ingenieur een omgeving zal aantreffen zoals ook onze industrie die zou behoren te hebben en zoals deze die -hopen wij- in de toekomst als regel ook zal bieden.” Van Embden toont zich ingenomen met het grote terrein: “Het is een lot uit de loterij geweest: zo’n grote lap grond, eigenlijk hartje stad”, maar hij kiest er voor om die grote lap zuinig te gebruiken. Drie hoge gebouwen met daarbinnen veel flexibele ruimtes vormen de kern en zo houdt de THE voor de toekomst veel uitbreidingsmogelijkheden over.

TL-buis de maat der dingen?


Aan de basis van Van Embdens ontwerp voor het TH-terrein ligt een vierkantsgrid met een maat van 1.24 meter, de zogenaamde moduul. De gevels van alle gebouwen staan loodrecht op dit raster, waardoor de loopbruggen vanzelf op de gebouwen kunnen aansluiten. Bij de maatvoering heeft Van Embden niet de mens als uitgangspunt genomen, maar de afmetingen van een standaard Philips TL-buis. Die was in die dagen (inclusief armatuur) 1.24 meter lang. Vijf maal die afstand levert de breedte (6.20 meter) op van de traveeën in de gevel van het Hoofdgebouw. Alumnus ir. Martien Jansen, in de jaren negentig werkzaam bij architectenbureau OD205, bevestigt dit: “Het verhaal deed bij OD 205 ook altijd de ronde. In feite gaat het terug op de systeemplafonds die Philips toen leverde. Daar zaten die TL-armaturen in.”

Loopbruggen en Gilles Holst


In beginsel zou een universiteit de ideale plaats moeten zijn om samenwerking tussen verschillende disciplines tot stand te brengen. In de oorspronkelijke opzet zou het TH-terrein bestaan uit een beperkt aantal gebouwen, bestemd voor duizend studenten. Maar al meteen na de opening wordt duidelijk dat er rekening gehouden moet worden met minstens achttienhonderd. De werkelijkheid is weerbarstiger. De manier waarop dr. G. Holst de samenwerking tussen wetenschappelijke disciplines in het Philips Natuurkundig Laboratorium (Natlab) heeft georganiseerd, dient voor Van Embden als inspiratiebron. Net zoals in het gebouw van het Natlab op Strijp S, moeten TH-medewerkers elkaar toevallig tegen het lijf kunnen lopen, vindt Holst. “In een heel vroeg stadium, nog tijdens de ontwikkeling van de hele opzet van de TH-huisvesting, had Holst dat probleem al aan Van Embden uitgelegd op een terloopse manier, zittend aan een formica tafeltje en mijmerend boven een beker koffie en een broodje.” Van Embden bedenkt twee manieren om de contacten tot stand te brengen. Hij ontwerpt een centraal gebouw met collegezalen. Dat maakt het voor docenten noodzakelijk om vaak van hun werkkamer of laboratorium naar dat gebouw (en terug) te lopen. Om te zorgen dat ze dat zonder jas kunnen doen, ontwerpt hij ook een stelsel van loopbruggen op een hoogte van 4.80 meter, niveau één. Deze twee ideeën zijn op dat moment uniek voor een Nederlands universiteitscomplex. Volgens Wittermans lag Den Haag aanvankelijk dwars. “Het was een gevaarlijk precedent! Alle universiteiten zouden ook wel eens zo’n stelsel willen hebben en dat was te duur.” Er wordt echter een list verzonnen. In het ontwerp voor het terrein zou een centraal ketelhuis zorgen voor de warmtevoorziening. De leidingen zouden aanvankelijk ondergronds naar de overige gebouwen lopen. Dat was kostbaar in het onderhoud. “We hebben toen een rekensommetje gemaakt. Als we die buizen in de luchtbruggen plaatsten, kon er veel geld bespaard worden. Daar heeft Den Haag mee ingestemd en zo zijn die loopbruggen er gekomen”, herinnert Wittermans zich in 2005. “Pas later heb ik me gerealiseerd dat er ook nog een sociaalpsychologisch aspect een rol speelt. De luchtbruggen zijn neutraal terrein. Bij de oudste gebouwen behoort de verdieping waarop je via een luchtbrug binnenkomt, nog min of meer tot dat neutrale terrein. Neem E-Hoog, waar je langs een kantine en een collegezaal binnenkomt. Neutraal terrein neemt barrières weg en maakt informeel contact mogelijk.”

Vliesgevels


Uit Amerika waait in het begin van de jaren zestig een nieuw concept over: curtain walls of vliesgevels, die voor een groot glasoppervlak en dus voor veel licht zorgen. “Philips wist vanuit een vestiging in Engeland te melden dat daar een aantal voorbeelden te vinden was van gebouwen met dergelijke gordijngevels. Ik werd naar Engeland gestuurd om die te onderzoeken”, vertelt Wittermans. Van Embden voelde er voor om het Hoofdgebouw te voorzien van dergelijke glazen gevels. Omdat ze voor het eerst in Nederland op grote schaal zouden worden toegepast, moest er getest worden. Op het THE-terrein verscheen een opstelling met een vliegtuigmotor, een sproei-installatie en hittelampen. Die werden afwisselend aan- en uitgezet om de gevel te testen. Bij de eerste proeven vlogen de gevels er onder een windvlaag van orkaankaliber uit. “De Vries Robbé, een ervaren gevelbouwer, kreeg uiteindelijk de opdracht en zorgde voor potdichte gevels. Er was één naar probleem. De gevel heeft onder en boven klepraampjes voor ventilatie, die op basis van een TNO-rapport waren ingepast om ventilatie te regelen en warmte binnen tegen te gaan. Maar die bleken uiteindelijk helemaal niet functioneel.”

Zelfstandige curatoren


Het bouwproces voor de THE verloopt volgens een tamelijk ongebruikelijk parcours. Normaal is de regie strak in handen van de Rijksgebouwendienst. Maar de Eindhovense curatoren, allen gepokt en gemazeld in de politiek of het in bedrijfsleven, krijgen een ongebruikelijk grote mate van vrijheid bij de selectie van de architect en de verdere opdrachtverstrekking. Wel moet er voor wijzigingen in de begroting toestemming worden verleend. Een keer per jaar voert de Rijksoverheid een inspectie uit. Misschien heeft de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst het wel een beetje moeilijk met het delegeren van zijn gebruikelijke verantwoordelijkheid. In een Amice-brief aan Tromp van 1 juli 1960 zet Aangenendt de puntjes op de i over een zaak waarover hij al eerder met Tromp correspondeerde. Hij suggereert dat het niet onverstandig zou zijn om meer dan een architect in te schakelen voor zo’n omvangrijke klus. Verder meldt hij dat hij van verschillende zijden bezwaren heeft kunnen optekenen over het gebruik van curtain walls. In het gebouw van de Verenigde Naties in New York, valt tussen de regels te lezen, is dat niet zo’n succes gebleken. Ook laat hij bezorgdheid doorschemeren over de ontbrekende airconditioning in het Hoofdgebouw. Aangenendt spreekt overigens wel zijn waardering uit voor het ‘geweldige stuk werk’ van Van Embden en zijn staf. Maar: “Er bestaat tussen Van Embden en mij wel een mentaliteitsverschil dat echter een goede samenwerking geenszins in de weg staat. Als ik ergens snel heen moet, dan neem ik de grote gebaande weg waar ik zo weinig mogelijk moeilijkheden en vraagstukken zal ontmoeten. Ir. Van Embden houdt meer van een soort puzzelrit langs ongebaande wegen waarbij hij onverwachts obstakels kan tegenkomen die hij dan ‘en route’ oplost.”

Staal voor het Hoofdgebouw


Titel: Locatie Hoofdgebouw tijdens voorbereidende bouwwerkzaamheden Jaar: ca.1959 Foto: Archief TUE

Dat de curatoren inderdaad een grote mate van vrijheid wordt gegund, blijkt uit de curieuze geschiedenis van de aanschaf van staal voor het Hoofdgebouw. Op 21 mei 1959 krijgen de curatoren goedkeuring uit Den Haag voor een begroting van 16.347.107 gulden die ingezet mag worden voor de bouw van het Hoofdgebouw. De curatoren doen hun uiterste best om het maximale uit het beschikbare budget te halen. In een vertrouwelijke brief van Tromp aan Van Embden, gedateerd op 25 juni 1959, deelt hij mee dat curator mr. H.L. s’Jacob zal nagaan of het mogelijk is om het voor de bouw benodigde staal (het gaat om een bedrag van maximaal 1.6 miljoen gulden) door de TH zelf separaat te laten inkopen en ‘op afroep’ op te laten slaan. Er moet snel met Den Haag gecommuniceerd worden. Tromp schrijft ook nog het curieuze zinnetje: “In het voorstel moet iedere indicatie over mogelijke zwarte lonen worden vermeden; hiervoor zijn natuurlijk een aantal mogelijkheden.” De weken daarna zal Tromp voor Philips in Zweden zijn en nemen anderen met wisselend succes zijn taken waar. Op 7 juli bestellen curator Wijffels en secretaris mr. A.J. Vleer 1075 ton betonijzer en 1375 ton torwasstaal bij de N.V. Montan IJzer en Staal voor in totaal 1.229.210 gulden. Deze ondernemende actie lijkt resultaat te hebben: daarmee besparen ze (zo blijkt uit een brief van 13 juli 1959) honderddertigduizend gulden op de aanneemsom. Maar niet iedereen heeft fiducie in deze transactie. Ir. J.R. Bouten, als adviseur door de curatoren bij de bouw betrokken, heeft het op 27 juli over ‘funest afpingelen’, omdat het onvermijdelijk bij een volgende prijsopvraag tot overvragen zal leiden. Later blijkt er een fout gemaakt te zijn in de offerte; het staal gaat duurder worden dan geoffreerd. Eén dag voordat de annuleringstermijn van de order verloopt, stuurt Vleer een aangetekende brief. De order wordt just in time door de curatoren ‘tot hun leedwezen’ geannuleerd. Einde oefening. Het is een verhaal van alle tijden: de voorziene kosten voor het bouwproject lopen op. Op 28 juli 1959 zet mr. J. M.L.Th. Cals, minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, zijn handtekening onder een herziene raming voor een bedrag van 18.081.400 gulden. Intussen gaan de voorbereidingen voor de aanbesteding door. In deze fase moet er ook besloten worden over de vloerbedekking. Tot vreugde van een linoleumfabrikant in Krommenie wordt het dat materiaal. Er zal bij de oplevering door deze ondernemer een fraai boekje worden geproduceerd over het Hoofdgebouw. Op 8 augustus 1959 komt er een telegram namens de minister van OK&W bij de curatoren binnen, waarin ze van harte gefeliciteerd worden met de overeenstemming inzake de gunning. Op 13 augustus 1959 zetten s’Jacob en Tromp hun handtekening onder een overeenkomst met de NV Bouwbedrijf ‘Brabant Oost’ tot het bouwen van het Hoofdgebouw voor een aanneemsom van 14.932.508 gulden. Het contract wordt mede ondertekend door de N.V. Verenigde Aannemersbedrijven (voorheen Zwolsman) en de N.V. Industriële en Aanneming Maatschappij VAM. Tromp stuurt op 14 augustus 1959 (vanaf zijn Philipskantoor) opgeluchte telegrammen aan minister Cals, aan voormalig president-curator en inmiddels minister-president dr. J.E. De Quay en aan oud-curator mr.dr. Ch.J.M.A. van Rooy, inmiddels eveneens minister. Er is overeenstemming met alle partijen. Hij meldt in een tweede telegram aan Holst, curator ir. S. Posthumus en Wijffels dat hij het staalproject tegen vaste prijzen heeft verankerd ‘zodat er geen tegenvallers in dit opzicht kunnen ontstaan.’

Maffia


Oud-medewerker van de Bouwtechnische Dienst J. G.A. Vlemmix herinnert zich een spannend verhaal (categorie urban legend) dat de ronde deed over het gebouw T-Hoog: “Zo zou er in het enorme blok beton waarop T-Hoog, het huidige Vertigo, is opgetrokken een vervelende bouwopzichter zijn ingegoten. Dat doet je denken aan een maffiaverhaal. Feit is wel, dat er op het architectenbureau een werktekening hing waar in de fundering keurig een mannetje was ingetekend.”

Meubilair


Van Embden begon zijn loopbaan in de jaren twintig overigens met het ontwerpen van meubelen. Blijkbaar heeft hij die belangstelling altijd gehouden. Het bepalen van het meubilair en het kleurenschema behoort tot de verantwoordelijkheid van de architect. Prof.ir. Fons Heetman vertelt in 2004 dat hij van inzicht verschilde met de architect over de inrichting en het meubilair van het gebouw E-Hoog. “In het gebouw van de faculteit Elektrotechniek zaten zwarte ijzers tussen de ramen. Dat vond ik een verschrikkelijk gezicht. Een kamer had een blauwe deur als ingang en een gele als nooduitgang. Ik vond dat lelijk, dus ik besloot om alles lichtgrijs te schilderen. Daar kwam Van Embden achter. Die liep op hoge poten naar Van Trier, de decaan. Wie had dat gedaan? Het ging om de kamer van ene Heetman. “Nou”, zei Van Trier, “Heetman kennende zal die dat zelf wel gedaan hebben.” Later heb ik vitrage voor de ramen gehangen. Toen kwam de architect weer langs om te melden dat het geen gezicht was. Ik zei, “Man, niemand ziet dat toch op de tiende etage? De mensen kunnen hun hoofd toch niet zo ver omhoog draaien.”

Kritiek van Westendorp


Medewerker drs. P. Westendorp van de onderafdeling der Wijsbegeerte en Maatschappijwetenschappen gaat in 1986 op onderzoek uit naar de kwaliteit van het Hoofdgebouw als werkomgeving. ‘Hij besteedde er een vrije dag aan’, vermeldt TH Berichten nadrukkelijk. De resultaten van het veldonderzoek vallen hem niet mee. Ruimtegebrek, vervelend tegenlicht in de gangen, te drukke liften (‘de lift suist omhoog. Nou ja, hij suist, net als je oren en je hebt het gevoel dat het heel hard gaat: je hersens zitten in je maag en de urine in je voeten’) onveilige trappen, teveel pilaren, stankoverlast van toiletten en van de keuken, slechte klimaatbeheersing. Conclusie van het stuk, verwoord door bouwkundemedewerker drs. R. Stolzenburg: “Waarschijnlijk is het stukken goedkoper om de hele tent af te breken en er een goed leefbaar gebouw voor in de plaats te zetten.”