Persoonlijke instellingen

Dam, van M.H.P

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark
Titel: Ir. Martijn van Dam Jaar: 2010 Foto: Bart van Overbeeke

TU/e-alumnus ir. M.H.P. (Martijn) van Dam (*1978) was van 2003-2015 lid van de Tweede Kamer namens de Partij van de Arbeid, en vanaf 2015 staatssecretaris van Economische Zaken in het kabinet Rutte-II. Martijn van Dam is daarmee een van de weinige ingenieurs in de politiek. Zijn politieke talenten kwamen al tijdens zijn studie technische bedrijfskunde aan het licht. Van 1998 tot 2003 was hij lid van de Eindhovense gemeenteraad, waarvan de laatste twee jaar als fractievoorzitter. In 2001 werd hij gevraagd in het landelijke bestuur van zijn partij. Van Dam haalde in 2002 zijn ingenieursdiploma en studeerde af bij CEBRA BV, het kenniscentrum van de TU/e op het gebied van e-business. Hij verdiepte zich in het ontwerpen van een methode waarmee driedimensionale webwinkels kunnen worden beoordeeld en verbeterd. Na zijn afstuderen werkte hij korte tijd als E-business application consultant bij Philips Lighting. Maar zijn politieke ambitie won het en door de onverwacht grote verkiezingsoverwinning van de PvdA kon hij naar Den Haag. In de Tweede Kamer houdt de bedrijfskundige zich bezig met innovatie- en technologiebeleid, kenniseconomie, ict en telecommunicatie, mediabeleid en studiefinanciering. En dat blijft niet onopgemerkt. In 2005 wordt hij uitgeroepen tot politiek talent van het jaar. Vanaf de verkiezingen van 2012 vervult hij de positie van vice-fractievoorzitter. In 2015 volgt hij Sharon Dijksma op als staatssecretaris van EZ. In die functie krijgt hij onder meer te maken met de invoering van fosfaatrechten. Martijn van Dam woont niet meer in Eindhoven, maar behield zijn band met de stad. Hij vervulde onder meer het voorzitterschap van STRP, het festival op het raakvlak van technologie en cultuur dat in 2006 voor het eerst op het Strijp-S terrein in Eindhoven werd georganiseerd.

“Toen ik in 1996 begon met studeren, nam ik me voor om hard te werken en mijn opleiding in vier jaar af te maken. Ik haalde mijn propedeuse in één jaar en werd student-assistent bij Studium Generale waar ik samen met anderen een wekelijks programma van lezingen en discussies organiseerde. Dat was een boeiende ervaring. Minder dan een jaar later kwam ik in de gemeenteraad. Dat is een baan van gemiddeld twintig uur in de week. Ik vond die periode leerzamer dan welk vak aan de Universiteit ook. Maar het ging wel ten koste van mijn studietempo. Omdat ik zoveel leerde in die rol, had ik verwacht en gehoopt dat de TU/e wel zou willen meedenken hoe ik de zaken goed kon combineren. Maar niks daarvan; bij de faculteit kreeg ik letterlijk te horen dat dit mijn probleem was. Je kunt wel studiepunten krijgen voor het besturen van een studievereniging, maar niet voor het meebesturen van de vijfde gemeente van het land, met een budget van anderhalf miljard gulden en tweeduizend medewerkers. Van flexibiliteit kon je de Universiteit destijds toch al niet betichten. Een vriend van me mocht tijdens zijn stage in Canada geen tentamens doen en dat had een jaar vertraging tot gevolg. Ik vond de TU/e in die tijd een soort Henry Ford: u mag een kleur auto kiezen, als het maar zwart is. Later werd ik ook nog partijbestuurslid van de PvdA en kreeg ik een aanstelling als student-assistent bij de faculteit Technologie Management. Voor mijn afstuderen kreeg ik gelukkig wél meer tijd dan een normale student. Ik had maar drie dagen per week de tijd, dus ik mocht er bijna een jaar over doen. Prof.dr.ir. Ton Veth was mijn afstudeerbegeleider en hij werd geflankeerd door de Rotterdamse hoogleraar e-marketing dr. Cor Molenaar. Dat was een perfect duo. Ton hield me technisch en wetenschappelijk scherp. Cor leerde me dat niet alles meetbaar en bestuurbaar is. Marketing gaat ook over gevoel en emotie. Ik ben ze nog elke dag dankbaar voor hun wijze lessen. Goede politici combineren namelijk die eigenschappen. Als een goede ingenieur zoeken ze werkende oplossingen voor reële problemen, maar als een goede alfa zorgen ze dat hun oplossingen geen technocratische hoogstandjes zijn, maar aansluiten bij de gevoelens en ervaringen van mensen.”