Persoonlijke instellingen

Computers

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark

Zoals het een moderne instelling voor hoger onderwijs betaamt, legt de THE in haar beginjaren een grote belangstelling voor elektronische rekenmachines aan de dag. Niet alleen als object van onderzoek en als thema in het onderwijs, maar ook als hulpmiddel bij het onderzoek en niet te vergeten in de bedrijfsvoering. “De Centrale Administratieve Dienst heeft thans de beschikking over een zevental machines van de IBM: een elektrische en een handponsmachine, een controle ponsmachine, een rekenende ponsmachine, een sorteermachine, een collator en een administratieve machine”, meldt het THE-jaarverslag over 1960 trots.

Inhoud

Toekomstvisie


De historie van de digitale rekenmachine is er een van groei in grote stappen, voortschrijdende miniaturisatie en uitbreiding van capaciteit. De ontwikkeling van de computer is altijd gepaard gegaan met horizonverruimende toekomstvisies over toepassingen. Dat was aan de THE niet anders. Zo voorspelt prof.dr.ir. J.L.H. Jonkervan de afdeling Elektrotechniek in zijn diesrede 1960 dat de elektronische rekenmachine onze slavin zal blijven, op voorwaarde dat we haar op de juiste wijze weten te instrueren. Jonker legt uit dat de microminiaturisering van het gehele digitale systeem voor de deur staat en dat onderdelen in massafabricage vervaardigd zullen worden. Aan welke toepassingen moeten we volgens Jonker denken? Het invullen van belastingbiljetten, spraakherkenning, vertaalmachines (de Russen zouden er al een bezitten!), en het boeken van vliegreizen. De eerste stap voor die laatstgenoemde toepassing was op dat moment in Amerika overigens al gerealiseerd door Philips Telecommunicatie. Onder aanvoering van de bedenker, ir. A. Heetman, ontwikkelde Philips in de jaren vijftig ’s werelds eerste geschakelde datanetwerk voor de luchtvaartmaatschappij United Airlines. In 1961 kwam Heetman als hoogleraar naar Eindhoven.

E.W. Dijkstra


In 1962 treedt een tweede belangrijke man op computergebied aan als THEhoogleraar. Prof.dr. E.W. Dijkstra maakt de overstap van Amsterdam naar Eindhoven. In het Mathematisch Centrum Amsterdam had hij als Nederlands eerste programmeur programma’s ontworpen voor de Electrologica X1. De programma’s van Dijkstra zorgden er voor dat de computer zijn in- en uitvoerapparatuur aanstuurde en waren in feite onderdelen van wat nu het operating system heet. De titel van zijn intreerede aan de THE is illustratief voor Dijkstra’s visie op de rol van de computer: De logische automaat in academisch milieu. Het belang van de computer groeit en drs. B.J.M. Morselt van de onderafdeling der Wiskunde krijgt de taak de installatie van een nieuwe computor voor te bereiden. Rond Morselt groeit een facilitair Rekencentrum, voorlopig nog ondergebracht bij de wiskundigen, maar in 1971 als zelfstandige eenheid. Na de benoeming van Dijkstra begint een team van vijf medewerkers van de onderafdeling der Wiskunde onder zijn leiding aan de ontwikkeling van het THE Multiprogrammeringssysteem voor de Electrologica X8, de nieuwe machine die in 1966 op vloer tien van het Hoofdgebouw in gebruik wordt genomen.

Titel: Prof.dr. E.W. Dijkstra Jaar: ca. 1980 Auteur/Bron: Archief TU/e

Electrologica X8


Heetman was overigens tegen de aanschaf van de Electrologica X8 (kortweg EL-X8) en kreeg later binnen de afdeling Elektrotechniek zelf de beschikking over de eerste geïntegreerde rekenmachine van IBM, de 360/30. “Die kwam in een aparte zaal met airconditioning op de tiende verdieping van het gebouw E-Hoog te staan. Ik had tot ergernis van de Bouwtechnische Dienst voor een appel en een ei de airconditioning uitbesteed. De kosten voor het op temperatuur houden van de ruimte waar de EL-X8 van Wiskunde stond, bedroegen al snel een miljoen gulden. Om die rekenmachine heen hebben ze in het Hoofdgebouw een aparte gang moeten bouwen. Curator Witte had er lucht van gekregen dat mijn kosten veel lager waren. Ik legde hem uit dat ik een simpele aanpak had gevolgd. De computer stond aan de koelere westkant van E-Hoog. Daar werd het in de zomer pas heet rond vier uur.” De computer van Elektrotechniek werd ingezet voor onderzoeksdoeleinden, maar werd ook gebruikt voor de Bibliotheek en voor administratieve taken van de Dienst Financiën en Administratie. Na enkele jaren komen bezoekers uit de hele wereld naar Eindhoven om te kijken naar de EL-X8 die dankzij de betrouwbare en compacte in Algol geschreven programma’s van Dijkstra en zijn groep optimaal functioneert. Multiprogrammering zorgde voor snelheid in het runnen van de programma’s. De gebruikers konden snel over de resultaten beschikken. Volgens prof.ir. P.Tas, die in 1986 de geschiedenis van de informatica in Nederland in kaart bracht, deed Dijkstra “heel moeilijk en heel belangrijk werk” op het gebied van operating systems en programmeertalen. Maar hij hield zich niet bezig met de vraag wat automatisering voor een organisatie betekende. Het ging Dijkstra er volgens emeritus hoogleraar prof.dr.ir. F. Schurer “vooral om bewijsbaar correcte programma’s te schrijven en, in het verlengde daarvan, op een integere wijze informatica te beoefenen en als wetenschappelijke discipline aanvaard te krijgen.”

Burroughs


Eind jaren zestig ziet de THE in dat de rol van computers op vele vlakken steeds belangrijker zal gaan worden en gaat een commissie nadenken over de opvolging van de EL-X8. Voor tien miljoen gulden koopt de THE uiteindelijk in 1972 een Burroughs 6700 computer. Het Rekencentrum werkt dan ook al met een Philips P9200 time sharing systeem. Dat bestaat uit vijfentwintig terminals, die door middel van een telefoonlijn contact met de centrale computer kunnen maken, een terminalprocessor die het contact regelt, een centrale processor met een kerngeheugen en een achtergrondgeheugen bestaande uit twee disc-units. Op het systeem zijn ook nog een regeldrukker, een bandponser, een bandlezer en een operateur schrijfmachine aangesloten. Wie kan de computer gebruiken? ‘In principe is dat iedereen die niet te grote problemen met behulp van rekentuig wil oplossen.’ De THE stelt een van de terminals ter beschikking aan het Sint Joris College in Eindhoven. De wet van Moore doet echter zijn invloed gelden. Drie jaar later al stelt prof.dr.ir. J.D. Janssen (voorzitter van de Commissie Rekenbeleid) de Burroughs B 7700 in werking. Deze machine beschikt over twee processoren, 512 K woordgeheugen en 2 IO-modules. Daarnaast hebben de afdelingen zelf ‘voor kapitalen’ aan minicomputers aangeschaft. Zo’n 7.8 miljoen gulden verwisselen van eigenaar wanneer op 6 augustus 1984 weer een nieuwe Burroughs (de 7900) in gebruik wordt genomen. Rond deze tijd wordt Algol afgezworen, de programmeertaal die de THE tegen de stroom in heeft gekoesterd. Ook als was Algol wetenschappelijk gezien de beste keus, de THE kwam steeds meer alleen te staan omdat Fortran en Pascal terrein wonnen.

Titel: Nieuwe Burroughs-computer arriveert bij het Rekencentrum Jaar: 1976 Auteur/Bron: Archief TU/e

Science fiction


De vooruitgang is niet te stoppen. Rekencentrumdirecteur Morselt voorziet in de jaren tachtig dat de van de Burroughs afhankelijke terminals in de toekomst verdwijnen. De communicatie zal uitsluitend via personal computers lopen die via het THENET-netwerk met elkaar verbonden worden. “Nu we het toch over de toekomst hebben kan een beetje science fiction geen kwaad”, filosofeert medewerker Rob Weijs van TH Berichten in het Orwell-jaar 1984. “Loopt binnenkort elke medewerker en student hier rond met een eigen pc die op willekeurige plekken in de muur kan worden geprikt om boodschappen door te geven? Electronic mail, met wellicht een enorme besparing aan papier, is nog slechts een kwestie van tijd.” Vijftien jaar later zal de TU/e als eerste universiteit in West-Europa aan al haar studenten een notebookcomputer ter beschikking stellen.

Playboy


De landelijke stichting SURF, waarin universiteiten en hogescholen samenwerken op het gebied van computernetwerken, gaat er in 1987 nog van uit dat rond het jaar 1990 een op de drie universiteitsmedewerkers en een op de tien studenten moeten kunnen beschikken over een eigen terminal of pc. Computerverkoper Rijers, die een outlet op het TU/e-terrein krijgt, laat in de krant weten dat men verwacht een woud van computers aan studenten te verkopen. Maar voorlopig kijken die eerst de kat uit de boom. Ongeveer een kwart van de studenten heeft weliswaar een computer thuis, maar dat is vaak een Commodore 64 (voor de spelletjes) en geen IBM personal computer. Ook al typeert het gezaghebbende opinieblad Playboy in het septembernummer van 1987 de gemiddelde TU/e-student als een “verlegen jongen met een IBMcomputer”. Uit een enquête blijkt dat er grote verschillen zijn tussen de opleidingen waar het om computergebruik gaat. Driekwart van de studenten van de faculteit Bouwkunde zegt nooit met een computer te werken. Terwijl de helft van de studenten van de faculteit Elektrotechniek aangeeft dat wel te doen. Computerclub STACK zet zich in om studenten meer computerminded te maken. Maar de vereniging realiseert zich dat de gemiddelde student geen drieduizend gulden voor een officiële IBM kan betalen. Prof. dr. F.H. Simons van de faculteit Wiskunde en Informatica voorziet echter dan al dat het hele wiskundeonderwijs door het gebruik van de computer op de schop zal gaan: “Binnen een paar jaar zijn er kant en klare programma’s die alle eerstejaarssommen kunnen maken. De wiskundigen zullen zowel de inhoud als de didactiek van hun vak moeten veranderen.”

Studentenpastor maakt zich zorgen


De inzet van computers stemt hier en daar tot grote bezorgdheid. Studentenpastor dominee E.Th. Thijs spreekt in 1977 in het blad Kerkinformatie van de gereformeerde kerken zijn bezorgdheid uit over de “massificatie van het onderwijs, de invloed van de computer op het studentenleven en de daarmee gepaard gaande onpersoonlijkheid, het klaarstomen van de student voor de maatschappij, het identiteitsverlies en de geestelijke nood waarin veel studenten verkeren.” Een aantal hoogleraren schiet het artikel in het verkeerde keelsgat. Heetman neemt het op voor de computer. De machine, vindt hij, wordt te gemakkelijk als schuldige aangewezen. “Het is verontrustend als de geestelijke begeleiders van onze jeugd zich in slaap laten sussen.”