Persoonlijke instellingen

Blom J.H.

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark

In 1960 kwam hij als jongen van zeventien naar Eindhoven om er elektrotechniek te studeren. Hij werd er president van het Eindhovens Studenten Corps, promoveerde bij prof.dr. L. Rietjens, deed een jaar onderzoek in Stanford en werd in de jaren zeventig projectleider van het roemruchte MHD-energieconversieproject. Na een periode van zeventien jaar bij KEMA die hij afsloot als directeur, keerde prof.dr.ir. J.H. (Jan) Blom in 2000 als hoogleraar terug op de basis. Vanaf 2002 was hij decaan van de faculteit Elektrotechniek. Blom was ook voorzitter van de TU/e-Lustrumcommissie 2006. In 2008 nam hij afscheid van de TU/e.

Inhoud

Oosterhout


“Ik ben in 1943 geboren in Oosterhout, waar mijn vader eigenaar was van een leerlooierij. Mijn lagere school telde zes klassen die allemaal in één lokaal gehuisvest waren. Zo kreeg ik al wat mee van de leerstof van de hogere klassen. Ik heb daardoor de derde klas overgeslagen. Op mijn vijftiende haalde ik als jongste van Nederland in dat jaar mijn HBS-diploma. Ik heb een heel gelukkige jeugd gehad. We woonden in een oud herenhuis met een grote zolder, waar ik een fotohoek, een radiohoek en een scheikundehoek had. Ik was altijd met schakelingen en draadjes bezig en later bouwde ik radio’s. In de zomervakanties verdiende ik wat bij in een elektrotechnisch installatiebureau. Ik herinner me nog dat we de installatie van een confectieatelier moesten vernieuwen. Wij kropen op handen en voeten tussen de naaimachines om draden te trekken, terwijl de prachtigste meiden daar aan het werk waren. Voor mij was elektrotechniek hét vak, dat stond buiten discussie. Omdat ik zo jong was, schreef ik me in voor de HTS in Dordrecht, dicht in de buurt. Ik deed het blijkbaar zo goed dat de directeur van de HTS adviseerde om over te stappen naar de TH. De directeur van de HBS had me destijds één advies gegeven: stel je tentamens nooit uit en zorg dat je ze haalt. Vooral wiskunde was best wel zwaar. Prof. Van Lint legde de lat hoog. Maar het lukte me om als enige van mijn lichting het kandidaatsexamen in drie jaar te halen. Ik was lid van het Eindhovens Studenten Corps en ik had met vader de afspraak dat ik tijd zou mogen besteden aan bestuurswerk als ik mijn kandidaats op tijd zou halen. Dus toen ik gevraagd werd om president van de Senaat te worden, kon ik meteen ja zeggen. Ik heb in het studiejaar 1963/ 1964 heel wat uren doorgebracht in de senaatskamer aan de Parklaan 73. Thuis heb ik een plakboek vol curieuze details, zoals de rekening voor een reparatie aan mijn Solex waarop de fietsenmaker had geschreven “was in tank gepiest”. Dat had ongetwijfeld iemand op de sociëteit gedaan. In april 1964 is die sociëteit afgebrand en dat heeft uiteindelijk geleid tot het eerste studentenprotest aan de TH.

Rietjens en MHD


Ik vond het moeilijk om een afstudeeronderwerp te kiezen totdat prof. Rietjens werd benoemd. Zijn onderzoek aan Magneto Hydro Dynamische energieconversie leek me fantastisch. Hij was koud een paar dagen bezig toen ik vroeg of ik stage bij hem mocht lopen. Voor mijn afstudeerproject heb ik een ontwerp gemaakt van een opstelling waarin een heet gas gedurende een korte tijd door een kanaal van een vierkante decimeter doorsnede moest stromen. Dat was mijn eerste ervaring met het maken van zo’n plasma. Daarna bood Rietjens me een promotieplaats aan. Ik vond dat ik als ingenieur mijn weg moest gaan zoeken in de industrie. Maar omdat ik redelijk vlot was afgestudeerd, dacht ik dat ik nog wel ruimte had voor een paar jaar promotieonderzoek. Dat viel wat tegen: het heeft me uiteindelijk zeven jaar gekost. Er ging veel tijd zitten in het ontwerpen en bouwen van een schokbuisopstelling voor de MHD-generator.

Stanford


Na mijn promotie in 1973 kreeg ik een stipendium van de Stichting Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek om een jaar in Stanford University aan hoogvermogen lasers te werken. Dat werd een nuttig en inspirerend jaar. Het was traditie op Stanford om met de hele staf te lunchen in de Faculty Club. Er was een geweldige teamspirit. We zaten aan grote ronde tafels met papieren tafelkleden. Na afloop van de lunch stond alles volgekrabbeld met formules en schetsjes. Op een gegeven moment kwam het onderwerp Nobelprijswinnaars ter sprake. Daar hadden ze er in Stanford genoeg van. Een van de collega’s ging eens turven en telde er vier die op dat moment in de club zaten te lunchen. De twee andere laureaten waren er die middag toevallig niet. Nederlanders zouden een Nobelprijswinnaar elke morgen in een draagstoel zijn lab binnendragen!

Blow down experiment


Toen ik in 1974 terugkwam was bij de overheid het besef ontstaan dat er hoognodig wat moest veranderen op energiegebied. Bij Stanford had ik geleerd hoe ik een contractvoorstel moest schrijven. Dus stelde ik Rietjens voor om een voorstel in te dienen voor een groot experiment op MHD-gebied: een generator die geen vijf milliseconden maar tien seconden actief was. Dat werd het MHD blow down experiment. We dienden ons voorstel in bij het ministerie van Economische Zaken. Daar vingen we van de ambtenaren op dat het heel belangrijk was om te weten ‘wat Joseph er van vond’. Joseph Molkenboer, de man die later bekend werd van de RSV-affaire, gold als de goeroe van EZ en oordeelde positief. We kregen het enorme bedrag van zestien miljoen gulden. Ik werd projectleider. Dat werd de mooiste periode in mijn leven als onderzoeker. Op het hoogtepunt bestond het team uit vijfentwintig man. Hele generaties studenten zijn er op afgestudeerd. Er moest een magneetveld gemaakt worden en een kanaal gebouwd. Overal ter wereld moesten we naar juiste componenten zoeken. De warmtewisselaar lieten we uit Minneapolis komen. De in vloeibare stikstof gekoelde magneet kwam van Brown Boveri in Zwitserland. Uiteindelijk zijn we in onze doelstelling geslaagd. We bliezen uit een tank onder honderd atmosfeer druk een minuut lang gas door een kanaal. Tien seconden lang ontstond een stationaire conditie in dat kanaal waarin edelgas verhit werd tot tweeduizend graden. De gasstroom had een vermogen van vijf megawatt en er kwam éen megawatt aan elektrisch vermogen uit. Het draaien van die blow down experimenten gebeurde in ploegendienst. We konden de magneet alleen ’s nachts bekrachtigen, want die onttrok twaalf megawatt aan het net van het plaatselijke energiebedrijf. Voordat we de magneet aanzetten, belden we het Nutsbedrijf omdat anders in heel Eindhoven het licht zou dippen.

Japan en Abdul Khan


Er was veel internationale belangstelling voor geavanceerde energieconversieprocessen. In de zomervakantie kwam er een onderzoeker van het Tokio Institute of Technology op bezoek. Hij mocht wat foto’s van onze opstelling maken. Jaren later neem ik deel aan een internationale conferentie, waar diezelfde Japanner een presentatie hield over zijn opstelling in Tokio. Ik liep rood aan van verontwaardiging, want ze hadden werkelijk alles van ons gekopieerd. Er was slechts één onderdeel op eigen initiatief toegevoegd. Tot mijn voldoening bleek juist dat niet te functioneren. In het midden van de jaren zeventig hebben we ook bezoek gehad van dr. Abdul Khan. Hij was medewerker van Fysisch Dynamisch Onderzoek, een werkmaatschappij van VMF Stork. Hij was geïnteresseerd in de lagering van het ultracentrifugeproces dat toen bij Urenco in Almelo werd ontwikkeld, maar ook in onze warmtewisselaar. Ik heb hem een paar keer in Eindhoven ontmoet; een aardige man. In 1975 vertrok hij met vakantie naar Pakistan. Tot verbazing van zijn Nederlandse collega’s kwam hij niet meer terug. Later is hij ontmaskerd als spion. Hij geldt nu als de ‘vader van de Pakistaanse atoombom’ ook al was hij in feite geen nucleair expert, maar een Delftse materiaalkundige. De afgelopen zomer kwam hij door een uitspraak van voormalig minister-president Ruud Lubbers nog in het nieuws.

KEMA


Toen het MHD-project op zijn eind liep, was ik 37 en wilde ik wat anders. Ik kreeg het aanbod om als adjunct divisiehoofd elektrotechnisch onderzoek bij de KEMA in Arnhem te komen werken. Vanaf 1981 heb ik daar de rangen doorlopen tot ze me in 1988 vroegen voor de functie van directeur. Dat ben ik tot 1998 geweest. Ik heb daarna afscheid genomen van de KEMA en ben als zelfstandig consultant op het gebied van kennismanagement gaan werken.

Terug op de basis


Op een zondagmiddag in 2000 werd ik gebeld door prof. Wim van Bokhoven, mijn voorganger als decaan Elektrotechniek. Die zocht een hoogleraar elektrische energievoorziening. Ik vond het erg leuk om terug te keren op de basis. Natuurlijk was er in die twintig jaar veel veranderd. Dankzij de roep om een duurzame samenleving en de liberalisatie van de energiemarkten vindt er een revolutie plaats in de elektrische energietechniek. De vermogenselektronica heeft zijn intrede gedaan in de netten die in de toekomst meer het karakter van internet zullen krijgen. Inmiddels bestaat er een innovatief onderzoeksprogramma elektromagnetische vermogenstechniek, waardoor we het aantal promovendi flink kunnen uitbreiden en een leuke samenwerking hebben met de TU Delft. De promovendi komen nu niet alleen uit Nederland, maar weten ook uit Roemenië, China, India of Wit- Rusland de weg naar Eindhoven te vinden. Ik vroeg laatst aan een nieuwe promovendus hoe hij hier gekomen was. Er bleek een buslijn Minsk-Breda te bestaan! Wat de eerstejaarsinstroom in de afgelopen drie jaren betreft, mogen we niet klagen. Maar de markt vraagt om meer elektro-ingenieurs. Ik was recent nog in Amerika en daar las ik een artikel in de Boston Globe. “If Einstein was so smart, why didn’t he make money out of it?”. De suggestie is, met andere woorden, dat je geen rooie rotcent met techniek kunt verdienen. Aan dat onterechte beeld mag best wat veranderen.”

Titel: Jan Blom (links) in gesprek met Joep Huiskamp Jaar: 2016 Foto: Erik Geelen