Persoonlijke instellingen

Otten H.A.F.M.

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark

Bekend van de weerberichten op commerciële televisiezenders en directeur van Meteo Consult met honderdvijfenzeventig man in dienst in Europa. “Zo zie je maar weer hoe ver middelmatige studenten het nog kunnen schoppen!” zegt ir. H.A.F.M. (Harry) Otten (*1948) er zelf over. Otten heeft zijn studie technische natuurkunde gebruikt om zijn passie te volgen: meteorologie. Otten begon in 1967 met zijn studie aan de TH Eindhoven. “Mijn vader wilde dat ik iets moeilijks ging doen”, vertelt hij in het kantoor van Meteo Consult in Wageningen. “Op de middelbare school was ik goed in de exacte vakken. Vooral de abstracte kant ervan. Ik was niet iemand die zelf met radiobuizen zat te knutselen. Ik heb altijd twee linkerhanden gehad. De studie moest alleen moeilijk zijn. Dus werd het natuurkunde.” Vanuit een beschermde omgeving was het studentenleven, inclusief het zelfstandig wonen, een hele overgang. “De eerste jaren waren niet gemakkelijk”, vertelt hij. “Het duurde een tijdje voordat ik vrienden had. En de studie viel ook niet mee. Op de middelbare school hoorde ik bij de beste twee of drie, maar op de THE bij de grauwe middelmaat. Maar na drie jaar was ik gewend en ging het ineens vanzelf. Vooral de wiskunde ging goed.” Voor het afstuderen kwam Otten in de vakgroep Kernfysica van prof.dr. O.J. Poppema terecht. “We werkten met het cyclotron, een deeltjesversneller waarmee je elektronen en protonen versnelt en op andere deeltjes schiet. Daardoor treden er kernfysische verschijnselen op. Het cyclotron was een grote open opstelling in de grote hal. Tegenwoordig staat er een halve meter beton om zo’n apparaat. Ik zal heel wat straling hebben binnengekregen, al kreeg je wel een apparaatje aan je broekriem om dat te meten.”


Verborgen hobby


Met het cyclotron en de kernfysica heeft Otten in zijn loopbaan nooit meer wat gedaan. “Ik ben in 1973 afgestudeerd. Doorgaan in de wetenschap was voor mij niet weggelegd. Alleen de beste vijf procent van de studenten krijgt er een positie. Ik was er niet goed genoeg voor, en had ook niet de ambitie.” Na zijn afstuderen moest Otten eerst in dienst, en had vervolgens de keuze uit drie banen, waarvan twee op computergebied. Maar zijn grote interesse in meteorologie kwam steeds duidelijker naar boven. “Die belangstelling voor het weer zat er als kind van zes, zeven al in”, vertelt hij. “Het was een verborgen hobby. Maar ik had geen idee dat het ook een vak was dat je kunt studeren. Ik had alleen ooit bij Studium Generale een cursus gevolgd. Toen er bij het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut een baan vrij bleek, dacht ik: die baan wil ik hebben. Ik heb met al mijn kracht mijn best gedaan om daar te komen. Dat lukte in 1975.” Op het KNMI brachten zijn nieuwe collega’s hem de kennis bij. “Met een natuurkundeopleiding werd ik geacht de principes te begrijpen. Ik kreeg een interne opleiding en volgde colleges meteorologie aan de Universiteit Utrecht. Uiteindelijk heb ik er elf jaar gewerkt. Op een gegeven moment kreeg ik de kans om voor een sabbatical aan de Pennsylvania State University te werken. Ik heb daar een jaar gewoond met mijn vrouw en eerst twee, later drie kinderen. Ik zag daar dat ze in de Verenigde Staten veel commerciëler omgingen met de meteorologie. Zoiets wilde ik ook wel. Maar daar zijn eerst nog zes jaar overheen gegaan.” In die jaren bij het KNMI begon Otten weerberichten voor kranten te schrijven. “Eerst voor het Algemeen Dagblad, later ook voor de Volkskrant, NRC Handelsblad en het Utrechts Nieuwsblad. In 1979 was ik voor het eerst op de radio. Dat was een fantastische winter met een onvoorstelbare hoeveelheid ijzel. Je kon zelfs op straat schaatsen. In 1983 kwam de weerman terug op televisie. In de jaren vijftig was er ook een weerman op televisie geweest. Die tekende met lippenstift kaarten op grote borden, maar was zelf niet te zien. Begin jaren tachtig kwam de weerman eindelijk zelf in beeld, met tape om isobaren te maken en grote magnetische symbolen om het weer uit te beelden. Je kon de zon letterlijk in het water laten vallen.” Zo kwam van het een het ander. In 1986 ging het bedrijf Meteo Consult van start met vijf medewerkers. “Onze doelgroep bestond uit mensen die beroepsmatig precies moeten weten welk weer het wordt. Denk aan media, de bouw of de landbouw. Toen we begonnen, wisten we niets van ondernemen. Met vallen en opstaan zijn we gekomen waar we nu zijn. Er werken nu honderdvijfenzeventig mensen, waarvan zestig in Nederland. Tot mei 2005 was ik zelf de grootste aandeelhouder, maar ik heb het bedrijf verkocht aan The Press Association, het landelijke persbureau van Groot-Brittannië en Ierland. Het hoofdkantoor is nog steeds in Nederland.”

Windvlaag


Aan de THE heeft Otten vooral een manier van denken geleerd. “Omgaan met problemen, oplossingsgericht zijn. Hoe simpeler de oplossing, hoe beter. En bij natuurkunde kregen we vakken als thermodynamica en stromingsleer. De vergelijkingen in de kernfysica lijken wel wat op de vergelijkingen in de meteorologie. Het ondernemen heb ik helemaal zelf moeten leren. Maar als ik sociologie had gestudeerd, had ik dit vak nooit kunnen uitoefenen.” Herinneringen aan de studententijd heeft hij genoeg. “De Bunker, de AOR. Vaak eten in de mensa, waar ik mijn vrouw heb ontmoet. Plezier maken, pilsje drinken, hele avonden studeren in de Bibliotheek en dan alsnog de kroeg in. Vanuit de Bibliotheek keek je uit op het scheikundegebouw met de vijver. Op een gure dag zag ik een promovendus naar het Hoofdgebouw lopen. Eén grote windvlaag, en zijn hele proefschrift verwaaide in de vijver. En dat in de tijd vóór de tekstverwerkers.” Eind jaren zestig speelde de studentendemocratie een grote rol. “Het was de tijd van grote bijeenkomsten over maatschappelijk nut. Daar kwamen veel mensen opdagen. Sommige hoogleraren moesten daar niets van hebben. Een hoogleraar wiskunde ving dat mooi af. Tijdens het eerste college zei hij: “Ik wil graag praten over de maatschappelijke relevantie van mijn vak, of één plus één misschien toch drie is, maar niet tijdens het college. Wie kan er donderdagavond?” De animo werd meteen een stuk minder.” Otten herinnert zich ook nog een verhaal over prof.dr. L.J.F. Broer, hoogleraar theoretische natuurkunde, die altijd een pijp in de mond had. “Het was winter en we hadden college in de pas geopende noodgebouwen van N-Laag. Het was er steenkoud. Broer sprak dan, met de pijp in zijn mond: “Dertig jaar geleden .. brrrr .. is ons al beloofd... brrr .. dat ieder gebouw centrale verwarming zou hebben ... brrrr .. nou, daar is niet veel van uitgekomen.” Pas later is het met de nieuwbouw op het Universiteitsterrein heel snel gegaan.”