Persoonlijke instellingen

Leemreis J.H.

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark
Titel: Kees Leemreis (rechts) met prof. H.B. Dorgelo, 1e rector van de TH Eindhoven Jaar: ca. 1960 Foto: Archief TUE

Ir. J.H. (Kees) Leemreis (1933-2023) belandde na de HBS in 1957 via een omweg op de THE om er werktuigbouwkunde te gaan studeren. Hij stortte zich vol overgave in het studentenleven, maar slaagde er toch in om binnen vijf jaar af te studeren. Hij maakte carrière bij de Philips Machinefabrieken, waar hij als directeur zijn loopbaan afsloot. Leemreis is als alumnus voorzitter van de Stichting Fonds Studentenvoorzieningen Eindhoven (SFSE). “Ik heb een jaar gestudeerd aan de Kweekschool voor de Zeevaart in Amsterdam. Daar was het mogelijk om met een HBS-diploma op zak in één jaar het diploma van stuurman te behalen. Daarna ben ik gaan varen tot ik werd opgeroepen voor de dienstplicht. Bij de Marine Luchtvaartdienst kreeg ik een opleiding tot navigator. Als reserve-officier heb ik in Nederlands Nieuw-Guinea gediend. Toen ik in 1957 terugkwam, adviseerde een vriend me om een beurs aan te vragen voor een techniekstudie. Ik twijfelde of ik zo’n studie wel aan zou kunnen en zocht op een mooie dag een vriend op die in het Duivelsgat in Delft woonde, een soort studentencomplex. Al die studenten zaten daar in hun zwembroek buiten en er hingen luidsprekers aan de ramen. Ze hadden duidelijk grote pret en ik dacht: “Als zij op deze manier ingenieur kunnen worden, dan kan ik het ook.” Maar de Delftse studentendecaan met wie ik praatte over mijn financiële situatie had weinig interesse. Een vriend wees me toen op de THE. En van die keuze heb ik nooit spijt gehad. Ik hoorde in 1957 bij de eerste lichting en kreeg inschrijvingsnummer 70. Ik was er bij toen koningin Juliana aan de voorzijde van het Paviljoen het motto ‘Mens agitat molem’ onthulde.


Inhoud

Seidel


Ik had me ingeschreven voor werktuigbouwkunde. Het grote voordeel van die eerste jaren was, dat er op dat kleine aantal studenten zo’n vijfenveertig hoogleraren waren. Die kende je allemaal. Hoogleraren lieten zich ook zien bij studentenactiviteiten. Sommigen kwamen voor een borrel naar de kroeg van het Eindhovens Studenten Corps, Parklaan 62. Het eerste hoorcollege herinner ik me nog goed. Voor een afgeladen zaal in het Paviljoen stak prof.dr. J.J. Seidel van de onderafdeling der Wiskunde zijn verhaal af. Hij was een groot didacticus. Dat eerste college werd de volgende dag zelfs in het Eindhovens Dagblad verslagen. Seidel was heel betrokken bij studenten. Toen we met ons dispuut Jupiter voor een weekend naar Eersel vertrokken, gingen er vriendinnen mee. In die tijd kon dat niet zomaar en moesten we gechaperonneerd worden. Dus nodigden we Seidel met zijn vrouw uit om ons te vergezellen. Hij nam zijn taak heel serieus. Vanaf dat moment is er een hechte band gegroeid. Jaarlijks nodigde hij ons uit, tot hij ver in de zestig was. Toen hij met emeritaat ging, heeft het dispuut een ‘Seidelboom’ op het TU/e-terrein geplant.


Studentenleven


Ik was opgegroeid in het Twentse Haaksbergen in een familie zonder academische achtergrond. Ik vond alles in Eindhoven prachtig. Voor zevenentwintig gulden huurde ik een kamer zonder douche, met een primitieve wasbak en zonder verwarming in de Radiostraat in Tongelre. Later was ik een van de eerste bewoners van het studentenhospitium aan de Boutenslaan. Ik was met mijn voorgeschiedenis wat ouder dan de gemiddelde student, maar ik was niet de enige. Die eerste lichting telde veel HTS’ers of mensen die van hun ouders na Delft een tweede kans kregen. Ik hoor studenten tegenwoordig nogal eens klagen dat ze zo weinig tijd hebben. Maar in onze tijd kostte het ook nogal wat kruim om de studie in vijf jaar af te krijgen. We waren heel actief in het gezelligheidsleven. Zo was ik als ESC-lid actief in de kroegcommissie en de inauguratiecommissie en was ik ook bestuurslid van de studentencontactgroep Sanctus Thomas Morus. Daarnaast werd ik de tweede voorzitter van studievereniging Simon Stevin. Ik ben altijd nogal in geschiedenis geïnteresseerd geweest en ik had de biografie van deze zeventiende-eeuwse wetenschapper gelezen. Met bussen reisden we af naar zijn geboorteplaats Brugge en op de markt hebben we onder zijn standbeeld in jacquet de bestuursoverdracht geregeld. We werden er ontvangen door schout en schepenen in een prachtige historische zaal. Simon Stevin organiseerde onder leiding van prof.dr.ir. W.L.H. Schmid een eerste buitenlandse excursie naar het Ruhrgebied en naar Luxemburg. Daar kregen we een rondleiding bij de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en ook een bij het Europese Hof. Schmid kwam van de TH Delft en was een echte hoogleraar van de oude stempel: hijs- en hefwerktuigen, stoomketels! Echt de koude werktuigbouwkunde. Als student merkten we overigens weinig van de verschillende herkomst van onze hoogleraren. Of ze nu typisch Philips, typisch Bandung of typisch Delft waren, wij hadden dat niet in de gaten.

Loopbaan


Ik was op 5 juli 1962 een van de eerste tien afgestudeerden. Alle curatoren, inclusief president-curator ir. Th.P. Tromp, waren daarbij aanwezig. Ik heb daarna gedurende een jaar een baan in Twente gehad, maar ben al snel voor Philips gaan werken. Ik kwam als werktuigbouwkundige terecht bij de Machinefabrieken van het concern. En daar ben ik mijn hele werkzame leven gebleven. Ik heb er alle rangen doorlopen en heb het bedrijf als directeur verlaten. Mooier had ik het me niet kunnen voorstellen. Frits Philips was een zeer grote fan van de Machinefabrieken. Hij hield van de vaklieden en kwam vaak kijken tot ver na zijn pensionering. Zeven jaar geleden is helaas besloten om de fabrieken te verkopen. Ze waren toen al herdoopt in de Enabling Technology Group. President C. Boonstra vond de naam Machinefabrieken maar niks; hij had geen idee van de enorme reputatie die deze naam over de hele wereld had bij insiders. Ik heb gedurende mijn loopbaan veel contact onderhouden met hoogleraren als Van der Wolf, De Beer en Veenstra. Bij die laatste werden we als studenten eens per jaar thuis uitgenodigd. Een geweldig mens! Ik werd al vrij snel in mijn loopbaan door Frits Philips, voorzitter van het Eindhovens Hogeschoolfonds, uitgenodigd om als afgestudeerde zitting te nemen in het bestuur. Dat heb ik vijfentwintig jaar gedaan. Er was ooit geld van Philips en andere bedrijven in de regio in het fonds gestort en later volgden er bijdragen van gemeenten uit de regio. Ir. Eric van Schagen is nu de voorzitter van dat fonds dat intussen de naam Universiteitsfonds Eindhoven draagt. Het kan beschikken over een bescheiden vermogen, dat helaas niet te vergelijken is met dat van oude universiteiten als de Rijksuniversiteit Leiden. In de loop van de jaren negentig ben ik een tijdje met mijn alumni-activiteiten gestopt, voornamelijk uit frustratie. Dat zat zo. Een flink aantal alumni nam vanaf het midden van de jaren negentig vooraanstaande, zo niet topposities, in binnen verschillende bedrijven. Ik vond als beheerder van het UFE dat het tijd werd om hen eens te benaderen en ben gaan praten met rector magnificus Van Lint. Die was enthousiast over het idee en ik kwam in contact met het alumni office dat toen net was opgericht. Ik wilde graag toegang hebben tot adressenbestanden van alle reünistenverenigingen, maar dat ging moeizaam. Vervolgens heb ik het over een andere boeg gegooid: als we iedere faculteit eens zouden vragen om tien afgestudeerden uit de top van het bedrijfsleven aan te dragen? Ik was bereid om hen dan te benaderen. Van Lint steunde mij, maar hij moest me helaas terugmelden dat de faculteiten huiverig waren om hun relaties prijs te geven. Dat was voor mij zó teleurstellend dat ik me heb teruggetrokken uit het UFE. De band met alumni wordt alleen maar sterker als de Universiteit meer aandacht besteedt aan haar historie. Niet alleen maar op basis van nostalgie, al voel je de band met het verleden wat sterker naarmate je ouder wordt. De TU/e moet vooral consistent zijn in haar activiteiten; aan erupties van initiatieven die na een paar jaar uitdoven, heb je niets.


SFSE


Na mijn pensionering ben ik weer voorzitter geworden van een aan de TU/e gerelateerde club, de SFSE. In het lustrumjaar 2006 hebben we een wedstrijd uitgeschreven met vijftigduizend euro als subsidie voor het organiseren van activiteiten in het kader van het lustrum door studenten. In de regel geven we garanties en leningen aan initiatieven als het Tunafestival of aan een studentenmusical. Initiatieven beoordelen we secuur op het realiteitsgehalte van de begroting. De rector magnificus en de secretaris van de Universiteit maken naast drie burgerleden ook deel uit van het bestuur. De vier studentleden vormen samen met de penningmeester de toewijzingscommissie. Die studenten zijn erg belangrijk: ze vertegenwoordigen de gezelligheidsverenigingen, de sport- en de studieverenigingen en de internationale clubs. Ik vind dat die studenten van nu het heel goed doen!”