Persoonlijke instellingen

Heersche A.

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark
Titel: Prof. Posthumus schrijft Ad Heersche in als tweeduizendste student Jaar: 22 december 1964 Foto: Archief TUE

In 1964 zat de tweeduizendste in te schrijven THE-student in de pijplijn. In november kreeg Ad Heersche (* 1945) een telefoontje uit Eindhoven. Of hij de volgende dag in nette kleren thuis wilde wachten op de dingen die zouden gaan komen. Er was een speciale reden die te maken had met zijn inschrijving aan de Hogeschool. Heersche had zich nogal laat ingeschreven omdat hij drie maanden de officiersopleiding van het Koninklijk Instituut voor de Marine in Den Helder had gevolgd. “Maar de cultuur daar was heel anders dan ik me had voorgesteld en ik besloot om over te stappen naar de THE. De dag na het telefoontje komt er een grote limousine met chauffeur voorrijden, die me naar het Paviljoen in Eindhoven brengt. Het bleek dat ik de tweeduizendste student was. Prof. Posthumus, de rector magnificus, ontving me vriendelijk en ik mocht een Sir Isaac Newton-appelboom planten.” Na een half jaar elektrotechniek stapt Heersche over naar werktuigbouwkunde, waar hij zijn stek vindt in het Laboratorium voor verbrandingsvoertuigen. Hij wordt actief lid en bestuurder van de studievereniging Simon Stevin en werkt een drietal jaren als student-assistent bij de groep hydrauliek van prof.dr.ir. W.M.J. Schlösser en op het practicum eerstejaars werkplaatstechniek. “Ik was fervent motorrijder en had een supersnelle 250 cc motor waarmee ik in 1971 op het circuit van Zandvoort meedeed aan standaardraces. Ik kreeg een ongeval dat me handicaps bezorgde.” Hij studeert in 1972 af bij prof.ir. J. van Vollenhoven en krijgt via hem een baan bij Brons Motoren in Appingedam. “In die tijd waren er in Nederland nog een dozijn zogenaamde zelfscheppende dieselmotorenfabrieken in Nederland. Ik heb bij Brons toepassingsgericht onderzoek gedaan aan een prototype scheepsdieselmotor, waarbij ik een deel van de tijd ook in het laboratorium van Henk ter Hofstede metingen aan subsystemen uitvoerde. In 1974 maakte ik de overstap naar hét bedrijf in Nederland, Stork Werkspoor Diesel Amsterdam. Daar heb ik tot 1985 gewerkt. Anno 2000 was dat dozijn zelfscheppende bedrijven merendeels opgeheven of in buitenlandse handen gekomen.” Na een korte oriëntatie op zijn kansen als zelfstandig adviseur voor het Middenen Kleinbedrijf (MKB), treedt Heersche in 1985 in dienst van de Rijks Nijverheids Dienst (RND). “Tot 1989 werd ik gedetacheerd bij de TU/e als (kennis)- transferfunctionaris die de belangen van het MKB moest behartigen.” Dit paste bij de voorstellen van de commissie- Wagner (genoemd naar haar voorzittermr. G.A. Wagner) die in het begin van de jaren tachtig adviezen uitbracht over het vergroten van het nationale innovatievermogen. Op basis van deze ideeën werden uit de RND de nieuwe innovatiecentra gevormd. “Uiteindelijk ben ik van daaruit als senior adviseur bij Syntens in de regio West- en Midden- Brabant gaan werken. Ik houd me bezig met innovatiestimulering in industriële bedrijven tot ongeveer honderd medewerkers. Wat me opvalt, is dat er weinig communicatie over en weer is tussen MKB-bedrijven in mijn regio met de TU/e. De dynamiek en de onderlinge contacten in de regio Eindhoven, als industrieel hart van Nederland, zijn echt heel verschillend met die in het westen van de provincie.”