Persoonlijke instellingen

Dorgelo H.B.

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark
Titel: Prof.dr. H.B. Dorgelo Jaar: ca. 1960 Foto: Archief TUE

In de naar hem vernoemde vergaderzaal hangt het portret van de eerste rector magnificus prof.dr. H.B. (Henk) Dorgelo (*1894 - †1961). Het toont een serieuze, vriendelijke en krachtige persoonlijkheid. Dorgelo kreeg op 4 september 1956 eervol ontslag als hoogleraar theoretische en toegepaste natuurkunde aan de TH Delft. Op dezelfde dag aanvaardde hij het ambt van hoogleraar natuurkunde aan de THE en in december werd hij benoemd tot rector magnificus. Dorgelo overleed vrij onverwacht na een rectoraat dat vijf jaar had geduurd. In die vijf jaar heeft hij heel nadrukkelijk zijn stempel gedrukt op de instelling. Dorgelo was een religieus geïnspireerde wetenschapper met een grote belangstelling voor de individuele student. Hij was een voorvechter van een Technische Hogeschool mét een afdeling Algemene Wetenschappen, waarin ook disciplines als wijsbegeerte en sociale wetenschappen vertegenwoordigd waren, en een stimulerend Studium Generale (SG). Ingenieurs moesten een gedegen technische, maar ook een nadrukkelijk academisch getinte opleiding krijgen om hun rol in de samenleving te vervullen. En die samenleving had in de periode van wederopbouw en expansie een grote behoefte aan ingenieurs. Een schets van een intrigerende levensloop, die via de Universiteit van Utrecht, het Philips Natuurkundig Laboratorium, de Oxfordbeweging en de TH Delft uiteindelijk naar de THE leidde.

Inhoud

Kweekschool


Dorgelo wordt op 9 februari 1894 geboren in Dedemsvaart, Overijssel. Op de dorpsschool blijkt hij een pientere leerling en mag hij naar de kweekschool. Dé kans voor jongeren uit minder welgestelde gezinnen om hogerop te komen. Hij begint zijn loopbaan als onderwijzer. Als dienstplichtig gemobiliseerd officier krijgt hij tijdens de lange jaren van de Eerste Wereldoorlog de ruimte om staatsexamen te doen. Hij schrijft zich vervolgens in voor de studie wis- en natuurkunde in Utrecht. Zijn kandidaatsdiploma haalt hij in 1919 en de jaren daarna combineert hij zijn studie met een baan als assistent in het fysisch laboratorium van de hoogleraren Ornstein en Julius en een baan als leraar aan het Christelijk Gymnasium in diezelfde stad. Een van zijn leerlingen zal later zijn echtgenote worden.

Ornstein


Dorgelo’s leermeester prof.dr. L.S. Ornstein (*1880 - †1941) was in 1908 gepromoveerd bij Nobelprijswinnaar prof.dr. H.A. Lorentz en combineerde als onderzoeker de theoretische met de experimentele fysica. Hij legde een groot talent aan de dag voor het coördineren van onderzoek en had daarnaast oog voor de human factor. Zo vond hij het belangrijk dat er minstens eenmaal per dag een koffie- of theepauze werd ingelast, waarin onderzoekers informeel konden bijpraten over hun werk. Ook was hij goed in het aantrekken van middelen voor onderzoeksfaciliteiten. Hij liet in 1926 een optisch laboratorium bouwen voor het destijds enorme bedrag van vijfhonderdvijftigduizend gulden. Ornstein had belangstelling voor techniek en voor de toepassing van de wetenschap: “De betekenis van een universitair laboratorium voor wetenschap en maatschappij mag niet alleen afgemeten worden aan de bijdragen die het gebied heeft aan de ontwikkeling van de theoretische natuurkunde. Het werk dat daar verricht wordt, staat zowel in dienst van de zuivere wetenschap als in dienst van het onderwijs en van de behoeften van de maatschappij.” De jonge Dorgelo maakt zich in het drukke lab de denkbeelden van zijn promotor eigen. Het onderzoek in de groep van Ornstein richt zich op zogenaamde intensiteitverhoudingen in atomaire spectra en speelt een niet onbelangrijke rol bij de ontwikkeling van de kwantumfysica. Dorgelo boekt als jonge onderzoeker als eerste in de groep experimentele resultaten, publiceert die en stelt op grond daarvan met H.C. Burger zogenaamde somregels op, die in de fysica snel een begrip worden. Het Utrechtse lab wordt opgestoten in de vaart der volkeren en coryfeeën als Niels Bohr en Max Planck sturen Ornstein schriftelijk hun complimenten. In 1924 promoveert Dorgelo. Zijn onderzoeksthema sluit nauw aan bij het gasontladingsonderzoek dat belangrijk is voor de productie van radiobuizen en zo vindt hij een baan in het Natlab in Eindhoven. Daar maakt hij kennis met directeur dr. Gilles Holst, met wie hij later aan de TH’s van Delft en Eindhoven ook te maken zal krijgen. Zijn verhuizing naar Eindhoven is ook het geschikte moment om zijn oud-leerlinge Herna Plomp ten huwelijk te vragen. Van emancipatie is in die dagen nog geen sprake. Eigenlijk had de gymnasiaste, zo herinnert ze zich in 1985, na haar eindexamen medicijnen willen studeren, maar omdat Dorgelo de baan in Eindhoven kreeg, zag ze af van de studie.

Delft


Na drie jaar werken in het Natlab wordt de 33-jarige Dorgelo benoemd als hoogleraar aan de TH Delft en al snel krijgt hij de opdracht de nieuwe studierichting technische natuurkunde vorm te geven. Zijn promotor Ornstein ziet dit vanuit Utrecht met lede ogen aan: “De technischwetenschappelijke opleiding moest aan de universiteit plaatsvinden en niet aan de TH.” Ongetwijfeld was hij beducht voor de concurrentiekracht van dit nieuwe type natuurkundige op de arbeidsmarkt. De jonge hoogleraar timmert intussen in Delft stevig aan de weg. Met zijn elf jaar jongere vrouw begeeft hij zich graag tussen de studenten. Dorgelo is van huis uit Nederlands-hervormd en in 1930 wordt hij benoemd tot ouderling en president-kerkvoogd van de Nieuwe Kerk in Delft. Hij kan in de kerk ook zijn muzikale talenten laten horen. Zijn jongste zoon ir. Herman Dorgelo herinnert zich: “Mijn vader was muzikaal en bespeelde het kerkorgel. Als kleine jongen mocht ik wel eens de balg van het orgel bedienen. Een nadeel van de vip-positie van mijn vader in de kerk was, dat we als kinderen op de eerste rij in de banken heel aandachtig en stil naar de dominee moesten luisteren.” In de hoedanigheid van kerkvoogd leert Dorgelo ook de Oranjes kennen. Herman Dorgelo vertelt dat leden van de hofhouding voor de koninklijke begrafenis van prins Hendrik met zijn vader moesten overleggen. “Ook mijn moeder kende de koninklijke familie, omdat ze lid was van een comité onder voorzitterschap van koningin Wilhelmina dat zich bezighield met de gebrandschilderde ramen in de kerk.” In Delft schrijft Dorgelo verscheidene boeken, onder andere over elektriciteit, atomen, moleculen en magnetisme. Daarnaast richt hij de Technisch Physische Dienst van TNO en TH Delft op, waarvan hij bestuursvoorzitter wordt.

Oxford-beweging


In de jaren dertig bezoekt Dorgelo de fabrieken en de laboratoria van General Electric in Schenectady, New York en olievelden en raffinaderijen in Californië om daar de rol van natuurkundigen te bestuderen. Volgens Herman Dorgelo ontmoet zijn vader op reis naar Amerika aan boord van een oceaanstomer dominee Frank Buchman, de Amerikaanse oprichter van de Oxford-beweging, die later herdoopt wordt in Morele Herbewapening. Dorgelo raakt onder de indruk en zal de principes van de beweging tot in zijn THE-tijd blijven koesteren. De beweging had christelijke wortels en was in feite een informeel internationaal netwerk van idealisten die een positieve verandering van de wereld nastreefden. Een van de leuzen was ‘Nieuwe menschen, nieuwe gezinnen, een nieuwe industrie, nieuwe volkeren, een nieuwe wereld.’ Of in de woorden van Buchman: ‘world-changing through life-changing.’ Leden van de Oxford-groep aanvaardden vier evangelische maatstaven: eerlijkheid, reinheid, liefde en onbaatzuchtigheid en men ging er prat op dat er leden waren uit alle sociale standen: ‘advocaat, werklooze, huisvrouw of landarbeider.’ In Nederland ontstaat er in de dreigende tijd vlak voor de Tweede Wereldoorlog veel belangstelling voor dit soort bevlogen idealisme. Tot in de hoogste kringen: minister van Buitenlandse Zaken mr. J.A.N. Patijn onderschrijft openlijk de idealen en ook koningin Wilhelmina laat haar interesse blijken: “Wie de teekenen des tijds begrijpt, weet dat thans van ons gevraagd wordt een daad van vertrouwen, van zelfopoffering en zedelijken moed en van geloof.” In een vooroorlogs Who is Who wordt bij Dorgelo nadrukkelijk vermeld dat hij ‘medewerkt in de Oxford-beweging.’ Herman Dorgelo beschouwt die idealistische instelling als de meest opvallende karaktertrek van zijn vader: “Hij had een diepe belangstelling voor zijn studenten en medewerkers. Soms werd er ’s ochtends om zeven uur bij ons thuis een zogenaamde ‘stille tijd’ gehouden. Dat was een meditatiebijeenkomst, ongetwijfeld beïnvloed door opvattingen uit de Oxfordbeweging.” Dorgelo en zijn vrouw raken ook bevriend met Frits Philips, die in Delft studeert, en diens vrouw Sylvia. Beiden zijn sinds 1934 ook actief in de Morele Herbewapening, zeer tegen de zin van Anton Philips. De vriendschap tussen beide echtparen zal later ook in Eindhoven voortgezet worden. De Morele Herbewapening verliest overigens veel van haar idealistische imago, wanneer leider Buchman in opspraak raakt. Het wordt duidelijk dat hij niet alleen fel anti-communistisch is, maar dat hij ook sympathiek staat tegenover het Nationaal Socialisme. Bovendien is de Amerikaanse tak van de beweging lang niet zo corporatistisch: Buchman laat zich vooral zien in het gezelschap van rijke en invloedrijke sympatisanten als de ultraconservatieve industrieel Henry Ford.

Delft in de oorlog


Met het uitbreken van de oorlog begint voor de idealistische en ‘tot beschouwelijkheid neigende fysicus’ Dorgelo een moeilijke periode in zijn leven. Van 1940 tot 1942 treedt hij aan als conrector-secretaris van de TH Delft. De TH blijft in het eerste jaar van de bezetting een poos gesloten, in verband met protesten tegen het ontslag van joodse medewerkers, maar in april 1941 geven de bezetters toestemming om de colleges weer te hervatten. Een maand na de opening rollen de Duitsers echter een door twee hoogleraren geleide spionagegroep op. Ze worden later samen met tientallen medestanders, waaronder veel studenten, in Duitsland geëxecuteerd. In april 1942 neemt Dorgelo de verantwoordelijkheid van het rectoraat op zich. En in oorlogstijd heeft die verantwoordelijkheid zwaardere consequenties dan in dagen van vrede. Op vrijdag 5 februari 1943 wordt de NSB’er Seyffardt doodgeschoten door het verzet. Vlak voor hij sterft laat het slachtoffer weten dat hij zijn daders als vermoedelijke studenten herkent. De dag daarna overvallen de Duitsers een aantal hogescholen en universiteiten en voeren alle aanwezige studenten, onder wie ruim tweehonderd Delftenaren, af naar kamp Vught. Daarna komen de Duitsers met het plan om alle Nederlandse studenten een loyaliteitsverklaring te laten ondertekenen voordat ze verder mogen studeren. De Nederlandse rectoren vragen zich af wat raadzaam is: de studenten adviseren te tekenen of juist niet? Zou de oorlog toch al niet snel zijn afgelopen? Dorgelo laat zich aanvankelijk kennen als tegenstander. Ook de ondergrondse leiding van het studentenverzet wijst het tekenen af als landverraad. De regering in ballingschap laat vanuit Londen doorschemeren dat het niet-ondertekenen van de loyaliteitsverklaring na de oorlog als teken van goed vaderlanderschap zal worden beschouwd. De Senaat van Delft komt bijeen om over deze uiterst heikele kwestie te vergaderen. Dorgelo, zo blijkt uit de stukken, is als rector aanvankelijk tegen het uitbrengen van een advies aan de studenten over het tekenen van de door de Duitsers gevraagde verklaring. Na een lange discussie geeft volgens historicus dr. Lou de Jong de mening van een van de hoogleraren, van wie sommige van zijn collega’s weten dat hij in het verzet actief is, de doorslag. Wanneer deze laat merken vóór te zijn, volgen vele anderen zijn mening. Het argument dat het openhouden van de TH de wederopbouw van het land na de bevrijding zou bespoedigen, woog volgens Lou de Jong zwaar mee in de besluitvorming. De Senaat gaf de Delftse studenten vervolgens het advies de loyaliteitsverklaring te ondertekenen, maar slechts een kwart van hen deed dat ook. Dat leidde tot een vertrouwensbreuk tussen de Senaat en de meerderheid van de studenten. Veel hoogleraren zagen al snel in dat de Senaat een verkeerde beslissing had genomen. De TH bleef het laatste jaar van de oorlog gesloten. Veel van de ondertekenende studenten kregen na de bevrijding te maken met ernstige vertraging omdat eerst onderzocht moest worden of ze te goeder trouw waren geweest. Dorgelo trad in oktober 1943 af als rector. Als verantwoordelijke ambtsdrager werd hem de beslissing van de Senaat door sommigen nog lang nagedragen. En als persoon heeft hij er zeker onder geleden.

Tweede TH


Titel:Prof. Dorgelo en echtgenote vieren feest met de studenten na de opening van de TH Eindhoven Jaar: 1957 Foto: Archief TUE

Wanneer kort na de oorlog de eerste plannen worden voorbereid voor de oprichting van een tweede TH en het land zich richt op de wederopbouw, is Dorgelo nog steeds hoogleraar in Delft. Mannen als Gilles Holst, inmiddels gepensioneerd bij Philips en aangetreden als president-curator van de TH Delft, en Frits Philips maken deel uit van een aantal van de (zestien!) commissies die hierover moeten adviseren. “Mijn vader is pas nadat de laatste voorbereidingscommissie-s’Jacob haar werk had gedaan, gepolst voor Eindhoven. Ik kan me nog herinneren hoe blij hij thuiskwam, nadat hij door minister van Onderwijs mr.J.M.L.Th. Cals gevraagd was als rector magnificus. Dat was voor hem een bevestiging van zijn rehabilitatie. Hij voelde dat hij weer gewaardeerd werd”, weet zijn zoon Herman. In juni 1956 verhuist het gezin naar Eindhoven en begint de laatste fase in de loopbaan van Dorgelo.

Eindhoven


Samen met de groep van krachtige curatoren en ervaren onderzoekers begint Dorgelo met veel energie aan de opbouw van wat Het Parool in 1957 ‘de modernste instelling voor technisch hoger onderwijs die ons land rijk is’ noemt. De eerste jaren wordt er vooral veel wetenschappelijk en ondersteunend personeel aangetrokken. De meeste energie gaat naar het onderwijs. Dorgelo blijkt een ‘bevorderaar van het werken in groepen’, aldus collega-natuurkundige prof.dr. C. Zwikker. Heel nadrukkelijk worden naast natuurwetenschappers ook sociale wetenschappers aangetrokken die met hun collegevakken moeten garanderen dat de ingenieurs een brede academische opleiding krijgen. Zelf wordt Dorgelo in 1958 lid van de commissie Studium Generale. Herman Dorgelo onderstreept de oprechte belangstelling die zijn vader aan de dag legde voor de brede vorming van studenten. “Hij vond dat studeren meer moest zijn dan vakken lopen. Hij wilde dat Eindhoven zich daarin zou onderscheiden van Delft. Dat er in Eindhoven een afdeling Algemene Wetenschappen kwam, waar mensen als de filosoof Tellegen doceerden, heeft alles te maken met zijn opvattingen. In Posthumus vond hij een medestander. Mijn vader stimuleerde ook de oprichting van Studium Generale. Een brede ontwikkeling vond hij belangrijk. Verder vond hij dat studenten goed moesten nadenken over wat hen te doen stond. Hij stond er op dat ze wat ze móesten doen, ook met hart en ziel, gedegen en goed deden.” Naar het onderwijs gaat de eerste jaren veruit de meeste aandacht uit. Voor onderzoek is nog weinig ruimte. Tekenend is dat de lijst van wetenschappelijke publicaties over de periode 1956-1961 slechts zeventien pagina’s telt. Pas in 1960 wijdt Dorgelo voor het eerst in zijn toespraak bij de opening van het academisch jaar enige woorden aan het onderwerp onderzoeksbeleid, of zoals hij het noemt ‘wetenschapsbeleid’. “Wat de ontwikkelingsplannen betreft, bestaat er in wetenschapskringen een zekere huivering ten aanzien van woorden als wetenschapsbeleid en ‘planning’ van wetenschap. Wetenschap en ‘planning’ zijn begrippen, die elkaar soms moeilijk verdragen; zij passen minder bij elkaar dan wetenschap, intuïtie, inspiratie en spontaniteit. Wetenschap beoefenen en het bevorderen van de beoefening der wetenschap zullen echter beide -ook aan deze hogeschool- in eendrachtige samenwerking moeten geschieden.” De discussie onder professoren over de wenselijkheid van het sturen van onderzoek en het kiezen van profileringsthema’s zal vervolgens regelmatig de kop opsteken.

Idealisme


Dorgelo ziet het als zijn ideaal om één, allen omvattende studentengemeenschap te vormen en hij sluit daarmee aan bij de doorbraakmentaliteit die na de oorlog ontstaat. Los van traditionele zuilen, maar zeker niet met veronachtzaming van religieuze opvattingen. Opvallend in de toespraken die hij houdt als rector van wat tenslotte toch een algemene instelling van hoger onderwijs is, zijn de vele religieuze toespelingen. Zo geeft hij in 1958 wat nu een missiestatement voor de instelling genoemd zou worden: “God en de naasten te dienen met ons ganse hart, met ons gehele verstand en met alle krachten.” In zijn toespraak bij de opening van de THE in 1957 neemt Dorgelo, heel kenmerkend, een Bijbels thema als afsluiting. Hij herinnert koningin Juliana aan het onthullen van de gebrandschilderde ramen in de Nieuwe Kerk in Delft in 1936, waarop het Bijbels verhaal van de talenten is uitgebeeld. “Het welvaren van een land in diepste wezen wordt niet bepaald door materiële voorspoed.” Dat mag dan zo zijn, maar er moet wel voor gezorgd worden dat er veel industriële werkgelegenheid komt om de snelle bevolkingsgroei het hoofd te kunnen bieden. Het portret van Holst dat Cals die dag heeft aangeboden, moet volgens Dorgelo de herinnering wakker houden aan de noodzaak om de ‘fakkel der technische wetenschappen over te dragen.’ De rector roept de tweehonderd aanwezige studenten (‘Mejuffrouw en mijne heren’) op om ‘hun geestelijke wapenrusting’ te verwerven. Een niet eens zo indirecte verwijzing naar de Morele Herbewapening.

Studenten


Dorgelo is aangesteld als hoogleraar natuurkunde, maar zijn bestuurstaken leggen veruit het grootste beslag op zijn tijd. In zijn vijf Eindhovense jaren zal hij slechts één promotie begeleiden, die van ir. K. Reinsma. Hij besteedt veel tijd aan contacten met studenten. Ir. J.H. Leemreis, een van de studenten van het eerste uur, herinnert zich: “Dorgelo nodigde studenten bij hem thuis uit, in groepjes. Ik zat in het bestuur van de katholieke contactgroep Sanctus Thomas Morus en werd ook wel eens uitgenodigd. Die avonden in huize Dorgelo waren nogal levensbeschouwelijk van aard. Hij was uitermate en oprecht geïnteresseerd in individuele studenten. Een zeer serieuze en degelijke man. Er was een zekere beleefde afstand, maar hij kwam over als een bevlogen en boeiend mens. Hij wilde ongelooflijk graag dat er in Eindhoven geen verzuild studentenleven zou ontstaan en hij was daarom groot voorstander van één vereniging, het Eindhovens Studenten Corps, met daaronder een serie religieuze en sportverenigingen. Toen de moeilijke jaren zestig aanbraken, is dat allemaal wat anders verlopen.”

Koude Oorlog


In een interview met Het Parool in 1957 komt Dorgelo’s geloof in de wereldverbeterende rol van wetenschap en techniek tot uiting. De Koude Oorlog is in volle gang, er zijn juist twee Russische kunstmanen gelanceerd en de krant vraagt zich af welke waarde daaraan gehecht moet worden. Zullen de Russen hun voorsprong uitbouwen? Heeft Amerika een achterstand? Men wendt zich tot de rector magnificus van de THE. Dorgelo vindt het een ‘scheefgetrokken beeld’ dat Amerika achter zou staan. Maar het is wel tijd dat het potentieel aan jong technisch talent in de westerse wereld ten volle benut wordt. “De materiële hulpbronnen zijn er wel. Maar het gaat er om, mensen te vormen die iets weten en die iets weten te maken. En wat zij maken moet nog werken óók.” Maar dat is niet genoeg, want ook is nodig dat het volk achter de wetenschapsmensen staat. De ideologische bezieling is voor een wetenschapper belangrijk. Die ideologische bezieling van de Russen is vooral materialistisch, vindt Dorgelo. Wat zou het Westen en speciaal Nederland hier tegenover kunnen stellen? “Als het Westen en het Oosten leren te werken en te leven voor de gehele wereld, als de techniek het werktuig wordt van gerechtigheid, onzelfzuchtigheid en van liefde, dan zal de wereld bevrijd kunnen worden van de angstpsychose van een onzalige wetenschappelijke en technische wedstrijd.”

Portret


Wanneer Dorgelo in de nacht van 5 op 6 maart 1961 volkomen onverwacht (behalve voor een heel kleine kring van intimi) na een ernstige ziekte overlijdt, is de verslagenheid groot in de jonge THE-gemeenschap. Zijn begrafenis wordt de eerste grote rouwplechtigheid aan de THE. Prof.dr. K. Posthumus, de secretaris van de Senaat, volgt hem op. Prof.ir. A. Heetman herinnert zich Dorgelo als een man die een kalme, besliste en idealistische indruk maakte: “Je kwam onder de indruk van zijn objectieve, wegende manier van doen. Je proefde zijn innerlijke kracht. Dat is natuurlijk een uitstraling die veel waardevoller is dan de uiterlijkheden die vandaag de dag onder invloed van de televisie zo’n grote rol spelen. Maar idealisme is niet altijd houdbaar.” Op 1 september 1961 ontvangt mevrouw H. Dorgelo-Plomp het portret dat de Eindhovense schilder Peer van den Molengraft van de eerste rector maakte. De gemeente Eindhoven vernoemt in 1964 de verkeersader naast het TU/e-terrein naar Dorgelo.