Persoonlijke instellingen

DSM

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark

De Staatsmijnen waren in de persoon van dr. D. Ross van Lennep al in 1947 vertegenwoordigd in de Stichting Technisch Hoger Onderwijs in het Zuiden, waarin de eerste kaarten geschud werden voor de latere vestiging van de tweede Nederlandse TH in Eindhoven. De chemiepoot ging na de aankondiging van de mijnsluiting in het midden van de jaren zestig verder door het leven als DSM. Een van de directeuren van DSM Research, prof.dr. F. Sixma, was enige tijd deeltijdhoogleraar aan de TU/e. Veel DSM’ers zouden hem volgen. Vanaf de jaren zeventig vonden THE-alumni op hun beurt de weg naar de laboratoria of de plants van de inmiddels Koninklijke DSM.

Titel:Prof.dr. F.L.J. Sixma Jaar: 1961 Auteur/Bron: Archief TUE

DSM-connectie


Vanaf de jaren tachtig maakte een aantal DSM-onderzoekers de overstap naar Eindhoven. Onder hen zijn de hoogleraren Drinkenburg, Leegwater en Koning. Prof.dr. E.W. (Bert) Meijer, sinds 1991 hoogleraar organische chemie, maakte na zeven jaar Philips-Natlab de stap naar DSM. “Bij DSM zag ik nadrukkelijk dat wetenschap nodig is om nieuwe zaken te ontwikkelen. Daar hebben we de basis voor de nieuwe dendrimeren gelegd,” herinnert hij zich in 2000. Naamgenoot prof.dr.ir. H.E.H. (Han) Meijer was in 1985 al benoemd als deeltijdhoogleraar bij de faculteit Werktuigbouwkunde; vier jaar later ruilde hij DSM definitief in voor de TU/e. Bij het chemieconcern leerde hij dat je voor succesvolle ontwikkelingen op polymeergebied verschillende disciplines bij elkaar moet zetten. “Ik kwam terecht bij mensen die min of meer fundamenteel of exploratief werk deden en dat was heel inspirerend. In die tijd kwam het er bij DSM op aan om te bewijzen dat je werk voor de firma van nut was. Wij zorgden er voor dat productontwikkelaars minder experimenten hoefden uit te voeren, door modellering toe te passen. Dat leverde geld op. Maar het meeste geld verdienden we met goede raad aan productie-eenheden. Kleine verbeteringen in een proces leveren al gauw miljoenen op.” De chemicus prof.dr. P.J. (Piet) Lemstra kwam ook in 1985 naar Eindhoven. In het begin van de jaren tachtig genoot hij bekendheid als medebedenker van de supersterke DSM-vezel Dyneema. In Eindhoven werkte hij nauw samen met Bert Meijer, Han Meijer en andere onderzoekers op het gebied van polymeerchemie en -technologie volgens het chain of knowledge concept. Een kennisketen die loopt van fundamenteel fysisch onderzoek, via chemie naar chemische technologie en die zeer succesvol is gebleken. Lemstra was met DSM-directeur ir. L. Struik de founding father van het Dutch Polymer Institute en werd in 1998 de eerste wetenschappelijk directeur van dit technologische topinstituut.

Titel:Prof.dr. P.J. Lemstra spreekt bij het heien van de 1e paal voor gebouw Helix Jaar: 1995 Auteur/Bron: Archief TUE

Onder de rook


Titel:Prof.dr.ir. W.J.M. de Jonge Jaar: 2000 Auteur/Bron: Archief TUE
Toevallig of niet: een opmerkelijk aantal hoogleraren is opgegroeid ‘onder de rook’ van een van de mijnen en trok als student naar de TH Eindhoven. De vader van emeritus hoogleraar natuurkunde dr.ir. W.J.M.(Wim) de Jonge was in Geleen hoofd van de bouwkundige dienst van het stikstofbindingbedrijf van de Staatsmijnen. De Jonge hoorde in 1957 tot de eerste lichting THE-studenten. Ook de vader van techniekhistoricus en natuurkundige prof.dr.ir. H.W. (Harry) Lintsen werkte enige tijd als ingenieur voor de Staatsmijnen in Geleen. Voormalig deeltijdhoogleraar bouwkunde prof.ir. H.H.M.L. (Bert) Dirrix groeide op in Hoensbroek, onder de rook van de Emma. “Mijnen hebben altijd aantrekkingskracht op mij uitgeoefend. Ze zorgden voor dynamiek: de treinen die door het plaatsje reden, de mensenmassa die elke ochtend naar het werk trok. De mijn was overal sterk aanwezig, niet alleen als werkgever maar ook in het verenigingsleven. De betonnen mijngebouwen vond ik intrigerend als grootse kathedralen.” Het is in dit licht niet verwonderlijk dat Dirrix de architect is van het prijswinnende industrieel museum Industrion in Kerkrade, waar veel aandacht wordt besteed aan de voormalige mijnbouw. Emeritus hoogleraar prof.dr.ir. J.D. (Jan) Janssen is geboren in Spaubeek, een agrarisch dorp, waar ook veel mijnwerkers woonden die in de mijn Maurits in Geleen of in de Emma in Hoensbroek werkten. Hoogleraar plasmafysica prof.dr.ir. G.M.W. (Gerrit) Kroesen komt uit Lauradorp, een dorpje dat vernoemd werd naar de mijn met die naam. Hoogleraar bij de faculteit Industrial Design prof.dr. ir. L.M.G. (Lou) Feijs groeide op in Stein, een landelijk dorpje in de buurt van de mijnen. “Zo’n beetje iedereen werkte bij de mijnen of, zoals mijn vader, in de cokesfabriek. Het idee van wetenschap leefde er niet zo. Toen ik tachtig kilometer noordelijker in Eindhoven ging studeren, vonden ze dat in die tijd een soort emigratie.”